De gedichten en aantekeningen die ik maakte, in de maanden voor mijn zelfmoordpoging op 10 mei 2017 in Brusseel.
Geen luchtig spul, ze waren bedoeld als nalatenschap. Nu ik toch weer bij de levenden ben, na een tijdige interventie door mijn uitgever en bezieler Vic van de Reijt en de politie van de stad die in de ochtend van de elfde mei bij me binnenviel, zijn de gedichten eigenlijk meerendeels niet publicabel meer. Om ze toch voor Ah-Puk de Azteekse god van de vernietiging te bewaren, publiceer ik ze hiermee op mijn weblog.
Lees hier ook het stukje dat Tommy Wieringa in zijn column van het Algemeen Dagblad op 26 mei schreef, naar aanleiding van zijn bezoek aan de psychiatrische kliniek waar ik na gevonden te zijn door de politie, gecolloqueerd ben geweest om weer tot bedaren te worden gebracht.
Bossche bollen door Tommy Wieringa
Bosche bollen
door Tommy Wieringa, Algemeen Dagblad, 26-05-17
De routeplanner wijst me via kleine weggetjes naar het psychiatrisch hospitaal op de heuvel. Ik passeer een brug die ‘Verbrande Brug’ heet. Al jaren zie ik de gelijknamige afslag even voor Brussel, en al jaren vraag ik me af wat die naam te betekenen heeft. Wie het opzoekt, leert dat de Spanjaarden de brug in 1577 in brand staken om de opmars van de Geuzen te verhinderen. Vandaag de dag is het een hefbrug over het Zeekanaal Brussel-Schelde met wat huizen eromheen. Aan de blinde muren is te zien dat die huizen ooit aan andere huizen vaststonden, maar alles eromheen is weggebroken omdat de overheid een zogenaamd uitdovingsbeleid voert – bewoners worden uitgekocht en de huizen gesloopt. Industrie moet er komen op de rechteroever, zodat het kanaal breder moet. Café Trésignies is al gesloopt. Frituur Maritime is dicht, buiten staat een broodautomaat.
De brug over en dan een paar minuten heuvelop, daar hebben ze mijn vriend een tijdje opgesloten omdat hij zich van het leven heeft proberen te beroven. Voorjaar, alles begon opnieuw, maar zijn laatste avondmaal bestond uit een doosje pillen en een fles rode wijn, waarna hij op bed ging liggen met een plastic zak over zijn hoofd. Het laatste wat hij voelde was zijn kat die zijn hand kopjes gaf.
De politie vond hem de volgende dag. Zijn nog levende lichaam verdween in een isoleercel, waar hij langzaam naar het leven terugkeerde.
Twee tassen heb ik bij me, een met boeken en een met eten. De eerste omdat hij erom vroeg, de tweede omdat ik diep van binnen een Joodse grootmoeder ben die meent dat elk probleem met eten kan worden opgelost.
Het hospitaal is een wereld van deuren. Ze gaan uitsluitend op aanvraag open en vallen automatisch achter je in het slot. Ook mijn vriend verblijft achter een zware deur. Hij ligt op bed, ik zie zijn voeten door het raampje. Ze komen in beweging als ik aanklop en ik omhels mijn levende vriend, zoveel beter dan de kus op het koude voorhoofd van een dode vriend.
Hij ziet er moe uit. Zijn kamergenoot, ook een gefaald zelfmoordenaar, breekt zijn nachten in duizend stukken met zijn gesnurk.
We gaan naar buiten met een doosje Bossche bollen. Er is maar één vrouw tussen de mannen, iedereen rookt. Mijn vriend wijst me de isoleercel waar hij de eerste dagen verbleef, een raampje hoog bovenin liet licht van buiten door. De afdeling lijkt op een slakkenhuis. De binnenste winding van het slakkenhuis is de separeer, en wij zitten in de buitenste winding, waar weliswaar meer bewegingsvrijheid is, maar die van de buitenwereld is afgescheiden door een hoog hek. Achter een raam zit Alan Ginsberg met zijn hoofd te schudden.
Een jongen met een muts op en oortelefoontjes in komt bij ons staan. ‘De moleculen van het metaal staan zo ver open, tegenwoordig’, verklaart hij. ‘Dat komt door alle elektronica. Het expansieprobleem wordt te diep gezocht.’ Hij pauzeert even, en zegt dan: ‘Zo zit dat eigenlijk’.
Sommigen verblijven al dertig jaar op dit narrenschip, zegt mijn vriend. ‘Wat nu als ze mij hier ook zo lang houden?’ Ik stel hem gerust, gekte en levensmoeheid zijn niet hetzelfde. De Bossche bollen zijn een beetje gesmolten onderweg, hij veegt zijn chocoladevingers aan mijn zakdoek af.
‘Weet je’, zegt hij, ‘dat Ionesco ook dood wilde? Cioran belde hem elke dag op en zei: “Dat heeft geen zin, dat kan altijd nog”. Ze zijn allebei een natuurlijke dood gestorven, bij mijn weten.’ Hij staat op. ‘Kom, ik laat je uit’.
Als ik het terrein af rijd, staat hij achter het hek en steekt zijn vuist in de lucht. No pasaran. Ik zie er leven in. Leven en een natuurlijke dood.
– Tommy Wieringa. Bezoek aan Serge van Duijnhoven in de St Alexius Kliniek, Grimbergen, bij de Broeders van Liefde, 16 mei 2017.
Reacties
Serge Van Duijnhoven heeft geantwoord · 1 antwoord
Serge Van Duijnhoven heeft geantwoord · 1 antwoord
HET VERDWIJNEN VAN HET IK
toverspreuk om zich onzichtbaar te maken
LUCHT DOOR DE HUID LATEN LOPEN
STRIJK VIJF VINGERS DOOR MIJN HAAR
NERGENS DOET HET NOG PIJN
RECHT DIE STROOM VUL
DE BEDDING MET WATER
LAAT MAAR LOPEN
NIETS GEHOORD
NIETS GELOOFD
KLAAR NU MET HET KLAGEN
HERKEN JEZELF AAN JE ZANG
WEES WIJS WEES WEER OPEN
WIJS DE WEG EN WEES WEG
Verzin nu maar een spreuk
om jezelf onzichtbaar te maken:
dat het ik uit zichzelf naar buiten kan springen
dat het zicht zich vanzelf kan vergeten
dat de ramen en deuren wijd open
en je mond voor een hap frisse lucht
leg je ogen teneer en je onrust
te rusten, adem diep in
en vergeet wie je was
ben maar stil word weer mooi
drink flink maar blijf sober
leeg die bekertjes water
tot op de bodem
wees weer fris
van de lever
schijn helder
ben bedeesd
vers als het slachtvlees
rul als ongekuild gras
recht je rug, borst vooruit
werp je vulpen in de vlammen
en je boek in het vuur
schijn nog even heel fel
smeul niet te lang na
wees niet bang of bedroefd
weet wie je bent, vergeet
wie je was; niet een feniks
die herrijst uit de as
maar een pit die kittig
en puur niet anders kon
dan op te vlammen
in de kern van
het vuur
ik de
open deur
de opent
deur mij
HET NULDE UUR
“Hoe weet ik of gehecht zijn aan het leven niet een illusie is? Hoe weet ik of de mens die bang is voor de dood geen verdwaald kind is dat de weg naar huis niet meer kan vinden?”
– Tswang Tse, Innerlijke geschriften
“Ik, dolende ziel
met asiel hier op aarde
ik, scheepje met zijn
bestemming in zicht”
Doof die te felle lamp in je hoofd. Zet de rust aan van buiten
hoor wat blijft fluisteren, bladeren, ademen in stilte
wat blijft koeren in duiven, kwaken in kikkers
bruisen van leven. Zweer af de prietpraat
laat varen de wind. Hoor de wijs van het leven
laat zijn wat wil wezen. Verwelkom wat gaat
wees langzaam, geduldig
door vogels gezongen
een lied dat na dralen zijn stem heeft gevonden
bereik wat je bent: een straal
die na een zoektocht door het duister
uiteindelijk weer uitkomt bij de plek
van het vertrek. In het dagende besef
dat al wat leeft moet sterven
en dat wie sterft niet zomaar in het niets
verdwijnt. Maar terugkeert
naar huis
“(…) eine nacht schlafen, und
das haus steht nicht mehr.
der himmel und die sterne sind
ein tierfell, und auf dem fell
liegst du, geboren
zur sprache.”
Reis op reis
reis ik in tijden
binnen de tijd
achter mijn ogen
wis ik voor een ogenblik
de wereld uit
schuif ik de ramen
en kozijnen wijd open
in de kamer van mijn slaap
weg met die bedompte
welkom frisse lucht
laat de wind door
mijn vertrekken
waaien
weg met dat gordijn
ik klim naar buiten
dag sikkeneurige oude wereld!
dag klaploper van de innerlijke hemispheer!
dag lastpak van een stoffelijk bestaan!
ik verlaat dit huis in deze stille straat
verlos me van mijn schulden
geef Leenheer Tijd zijn kwijting terug
ik vertrek nu naar een klare plek
waar al mijn beste vrienden zijn
een oord dat ik vanuit de verte
wel kon zien maar bij leven
nog niet zuiver kan zijn
Aprillicht
– Middag! – de bladeren spitsvormig in de kogelboom –
verplaats me in het licht in beschutte lagen waar
mijn kindertijd goed scheen tijdens lange
voormiddagen en waar veel nog misschien
de boom was de kamer en uit het licht in de bladeren
straalde mijn plek in een warm welkomgeheten
het viel me te binnen hoe dicht ik daar met mijn gezicht
de liefde op de huid heb gezeten. Boze oma zonneschijn
mijn hoed
die nog bij walter aan een haakje hing
tersluiks draaide ik me om en zocht beschutting
onder een vliering: uit een raam halfhoog
wierp een oudere brokjes brood
naar duiven die ik nergens zag
vrij naar Christian Loidl
HEMELRIJKSE WAARD
Ik ben een nu al dode boom
in het wassende water
als ik leven geef, is het na mij
ik verglij met het getij
spreek niet omzichtig over mij
dood hout hoort van nature
thuis in de rivier
het verrijkt het leefgebied
van vissen en insecten
die zich verschuilen tussen
wortels en takken
het vormt een koraal
voor ongewervelde diertjes
en planten in het water
zoals kokerjuflarven
vlokreeftjes en eendagsvliegen
draadalgen en kiezelwier
in nevengeul en dode arm
spoelt water viefer
door de trog
larven, kreeftachtigen
driehoeksmosselen
hechten zich aan het hout
en filteren het water
maar de rivier is al te recht getrokken
teveel kronkels zijn eruit verdreven
waardoor het water te snel stroomt
en het leven verdwijnt
EEN STAPJE VERDER
Het leven heeft tot doel
ons met het uiteindelijke
verlies ervan te verzoenen
in dat opzicht is mijn bestaan
ondanks zijn echecs
uiteindelijk niet ongeslaagd
de missie is voortijdig afgebroken
maar de bestemming
is volbracht
ik heb me met mijn vergankelijkheid verzoend
het lot een handje geholpen
de tijd wat versneld
bij leven al onzichtbaar
ga ik gewoon een
stapje verder
VERONTSCHULDIGING
Het proces van verontschuldiging
dat mijn psychiaters hadden uitgestippeld
is voor mij uitgedraaid op een
misrekening
ik kan schuldvrij komen
maar enkel door de bodem weg te trekken
onder mijn bestaan
wie aan zijn kunst bouwt
vernietigt zijn huis (Campert)
ik raak alles kwijt
wat mij vertrouwd en dierbaar is
met de akte van verkoop van mijn huis
ben ik de executeur gebleken
van mijn eigen ondergang
ik heb een onbedoelde
reductio ad absurdum
in gang gezet
mijn karmische crediteuren
kloppen een voor een bij mij aan
de bedoelingen waren goed
maar de uitwerking was roekeloos
de prijs van mijn verontschuldiging
blijkt net zo hoog te zijn
als de pacht die ik Leenheer Tijd
verschuldigd ben voor de prijs
van mijn bestaan
Ik onttrek me aan de klauwen
van een nakende ondergang
door me op het hakblok te leggen
van een heidens altaar
waar ik mijn ziel laat verdwijnen
in de vlammen van
een onblusbaar
innerlijk vuur
Tennessee Williams: “Leugenachtigheid bepaalt het systeem waarin wij leven. Drank is een van de twee manieren om eraan te ontsnappen. De dood is de andere.”
- Scott Fitzgerald: “Eerst neem je een borrel. Dan neemt de borrel een borrel. Vervolgens neemt de borrel jou.”
UIT DE MOND VAN EEN VRIEND IN PORTUGAL
“De Zeedijk was de plek van mijn jeugd
daar werd ik gepokt en gemazeld
ik was jong, knap en verslaafd
de wereld was mijn oester
een dag niet gescoord, was een dag niet gelachen
vroeger wilde ik er best dood gevonden worden
nu niet meer, de stad is veranderd
en nu ben ik nuchter
saai hoor, een leven zonder roes
het is moeilijker het beest te kooien, dan het los te laten
ik zit liever in mijn zandbak met een schepje en een emmertje
eenvoud is het kenmerk van het ware
spijt is wat de koe schijt
ik heb een springerige geest
zeiden mijn vrienden
ik vond school een hel
terwijl ik heel leergierig ben
ik ga dan ook nooit naar klassereunies
liever naar een begrafenis of een gezellige crematie
mijn vader zei altijd: de hond die je gebeten heeft
moet je ook weer genezen
ik heb meer van honden geleerd dan van mensen
zij genieten van hun leven en helpen mij
door mijn duistere perioden heen, zij bieden troost
ik hoop dan ook dat ik reincarneer als hond
ik ben niet bang voor de dood
het kan nooit veel slechter zijn
dan het leven”
TOXIC SOLDIER
In stilte en achter de schermen
werken de geheimagenten
van mijn bewustzijn
aan de onttakeling van mijn brein
voorwendsels, drogredenen
provocaties
ondermijningen van het ik
ontberingen, tegenslagen
listen, leugens en bedrog
malheur en misere
leningen en schulden
charges, frontaal en
vanuit de flanken
schimmels en scheuren
in de muren en de wanden
gerommel en krampen
in mijn ingewanden
picures, pillen en
injecties, infecties
dechirures
crisis in alle innerlijke
hemispheren
het zelf ontbindt
vertrouwen slinkt
het libido verschrompelt
het lichaam stinkt
bevingen tot op de bodem
van mijn ziel
de psyche piept en kraakt
het ego wordt belaagd
mijn wezen vereenzaamt
mijn zelfbeeld vervaagt
reductio ad absurdum
het geheel ligt aan flarden
de toekomst in duigen
en mijn iele rest
op apegapen
niets kan het verval
nog stoppen, behalve
dit besluit: de stop eruit
spoel de badkuip maar schoon
laat dit gifbad zich maar legen
moge dit zieke en moe-
getergde kind door het putje
verdwijnen, een kwestie
van hygiene en rigeur
een reiniging van alle
malheur
leg alles te ruste
werp je boeken
in het vuur
spoel je ziel in de Tijd
spreek de slotformule uit
tover met je laatste woorden
leg magie in de strijd
beheers de kunst
van de onzichtbaarheid
pas op de plaats
ik laat mijn dochter
verder dansen
deze dichter
danst
niet
meer
IEDERS NAAM IS IK
Ieders naam is ik
en mijn ik is aller
ogen ik ga terug
naar het voorgeborene
zwem met de stroom mee
van de Tijd. Ik werp me
in de waterval
voorbij het leven
ik adem in, ik adem
uit, mijn pad
komt tot een eind
ik laat mijn ik
hierbij los
“hanging on to
yourself can’t
be done”
HOE HET ERUIT ZIET ACHTER JE OGEN
Hoe het eruit ziet
achter je ogen
de essentie van je geest
is intrinsiek helder
helder is leegte
en uit de leegte
komt alles voort
wees subversief
ondermijn de bouwstenen
van het zijn, betreed
de avontuurlijke dimensie
bedenk: geen mens
heeft god ooit gezien
wij zijn allen zondaars
en ook de zoon van god
was a son of a bitch
wees bereid te sterven
om het leven te begrijpen
droom en word wakker
realiseer je en zie
met je ogen wijd
open wie je
in dit leven
was
HET BOEK VAN MIJN LEVEN
Ik gooi het boek van mijn leven
in het vuur en droom
mijn droom teloor
ik dwalende die de weg kwijt
ben, wil uit het zicht
ik snak naar overzicht
raak alles kwijt
hecht blijkbaar niet meer
aan het leven
maar het leven
ook niet meer
aan mij
ik laat mezelf
met dit doek vallen
kus de aarde en mijn
geliefden vaarwel
‘Voor zelfmoord is het nooit te laat
maar bijna altijd te vroeg’
BOUWMEESTER
Ik, als bouwmeester
van mijn eigen bestemming
wens mijn ziel te rusten te leggen
ga schrijlings het leven uit
en dat met al degenen
in mijn genen die hun waar
zo sprankelend aan het oppervlak
hebben gelegd
mijn dochter, die ik nooit
zal leren kennen en die
waar Dichters dansen niet
haar sporen op
het podium verdient
ik verdorven ziel
draag de spore in mij
van een dwaas
die zwaar ontspoorde
in zijn zoektocht naar
het licht dat – dacht ik –
het mooiste scheen
vanuit de duisternis
DE WEG IS VOORUIT
Ik ben als de komeet
die zichzelf te vroeg
verschroeid heeft
in zijn staart
onzin zegt men
de tijd is aan je zijde
tel je zegeningen
adem diep en leg die
rare kronkel recht
houd een heldere geest
en wees wakker
komt tijd, komt raad
toon je kunst
om de aflijvige
weer tot leven te wekken
maar ik ben een genre dichter
dat al zo lang dood is
dat diens graf bij leven
reeds te koop staat
ik dool op aarde rond
als gruis in de kosmos
de weg is vooruit
schreef W. Elsschot
welnu, ik duik de verte tegemoet
het duister in – oh paradox –
op naar het Licht
the road is calling
zingt Jimmy Cliff
there are many rivers to cross
gelukkig zijn er
nog vele oevers
om bij aan te spoelen
EEN OGENBLIK LANG
Een ogenblik lang
het eigen uur laten gelden
je kan de engel zijn
in het binnenste van mijn aderen
je kan de demon zijn
aan het einde van mijn ademen
ga! naar het niets-oord terug
naar het niets-oord terug
toe maar, ga maar
keer maar ruggelings
en tegen de keer
terug naar het oord
van het niets
IK WIST NIET
Ik wist niet dat ik je al
toebehoorde als
moed en geluk
die op de punten van mijn
schoenen dansten
toe, wees mijn hete bad
wees het schuim in mijn kuip
wees je handpalm op mijn huid
dat ik de stilte zag
je warmte greep
en in de warmte
van het niets
nog een keer stil
heel stil schreeuwde
en toen fris
en weer heel was
DE SLANG
Opgelost mijn zelf
in deze huid
waarin ik slang was
en waaruit ik weer
opstond
in een kronkelende
paringsdans
waarbij ik onder een
strooien hoed
licht
voor een vrouw
verzamelde
WONEN IN WEIDEN
Wonen in weiden
in autogeluiden
in het bonken van
de boiler bij de buren
in de steengroeve
aan de andere zijde
van de rivier
waar niemand gaat
behalve het licht
PILOOT
Altijd piloot willen worden
to be a man of the sky!
een vent zonder aanknopingspunten
die met zijn handen en voeten
ruggelings kan zwemmen in de lucht
het pakt met de slaap
is dieper gelaagd
dan het vlak in het vlees
het rund in de kudde
graast vlakbij
in een droom
in mijn slaap
het vliegen geleerd
van de oever der oevers
weggezwommen
de oever van de oevers
bereikt
geen aap, geen paard
brult of hinnikt
op het koele moment
veelvoud gebroken
je spel is doorzichtig
omdat je zo koud doet
ben je nog niet sterker
omdat je niet huivert
zie je nog niet meer
je spel is doorzichtig
een wieg van dood
een graf van steen
it may be the woman of bones
it may be the body
of wounds
ex nihilo nihil fit?
uit het niets
komt alles
voort
het niets is
de tombe, de tombe
the womb
de moeder van je geest
is de leegte
keer terug
naar de bron
van het niets
SCHOONHEID
Giet jij regen
in het hof
van mijn slapeloosheid
waar het lof
neerbuigt en ritselt
in de wind
vermeng me met
de wolken, gestalten
van geen stemmen
is schoonheid een toevalsprodukt?
schoonheid is een kwestie van tijd:
hoe lang houd ik
mijn adem in
NIEMAND ZAG OOIT GOD
Je viste op drooggevallen grond
ving daarna van voren af aan
een droom in de ochtend
en de dag daarna:
hoe lang de nacht?
je faalt het kan je maar
meer nulvoud geven
al gaat de hemel
kopje onder
niemand zag ooit god
en het nieuwe
kent niemand
OP EEN MORGEN DIE NIET AANBREEKT
Op een morgen die niet aanbreekt
naar het licht
het hart te heffen
als een hamer een aambeeld
mondje toe
spreken voegt niets toe
voor de rest
ligt alles open
licht werpt overdag
wellicht een ander licht
op de zaken als een
des nachts geopend boek
steeds sta ik versteld
wat taal vermag
hoe ver de woorden
reiken metaforen
dragen alle dingen
verdwijnen
WIE NAM ZIJN HEMD
Wie nam zijn hemd
en glipte uit zijn huid?
wie warmde op de noordpool
nog zijn hand?
gaat niet elke stap
op chaos geschoeid
houdt toeval niet alle
laarzen in de mars
hebben de gift van
ruimte en dagdroom
ook niet over mij
het niets uitgesproken?
ademruimte
wierp dromen over me
uit, een luchtgeschenk
een nog preciezere
ademruimte
mijn dag, mijn jaar
mijn voorbije tijd
mijn voortijdig einde
met mijn ogen maakt
mijn vriend zijn
venster open
zo ziet hij wat
een vriend zijn is
HET LICHAAM LIGT STIL
Het lichaam ligt stil
in de slag van zijn schaduw
en het leven is mij toegenegen
het houdt hier en nu nog even
zijn verrotte adem voor mij in
jenseits des atmens
plaatst het leven zich
buiten gevecht
zoekt het dekking voor
de schaduw van zichzelf
aan deze kant (van de adem)
raakt de bangerik vroeg of laat
alsnog aan zijn slagschaduw gehecht
het is wat het is die loense ploert
die men het leven noemt
en met een schuin oog
naar zijn tronie lonkt
het eigen gezicht
raakt gewend aan het donker
het ziet zichzelf in een spiegel
en het schrikt
of wordt verliefd
maar nimmer, bij nacht niet
noch bij ontij, toont het
zijn ware gezicht
IN ONBESTEMDE TOESTAND
In onbestemde toestand
in bestemde toestand
aan de andere zijde van de helft
op de grens van het nu
en het nooit
een ogenblik lang
het eigen uur laten gelden
de engel zijn in het binnenste
van je aderen
de demon zijn aan het einde
van je ademen
keer terug naar het niets-oord
waar niets is alles wat er is
en alles niets
waar nul ook oneindig
maar nooit het begin
het lichaam legt zich neer
het oor legt zich te luisteren
niet spreken! Zonder een oor
niet spreken zonder gehoor
keer terug naar het niets-oord
naar het oord van geen licht
zonder ogen, verken weer
de leegte. Vergeet je gezicht
aan die andere kant van de adem
raak je vanzelf aan niets meer
gehecht dan het niets
GEEN LIEFDE
voor Medina
Geen liefde die niet naar zijn einde bewoog
geen leven dat niet in een boog
zijn weggetje liep rondom de dood
geen liefde die niet naar haar
nulpunt snakt
geen liefde die dat nulpunt
niet voor immer rond
zijn vingers wond
als een verlovingsring
vol beloften in een
doosje verpakt
geen liefde die in aanleg niet
in aanleg niet pril
geen liefde die geen aanloop
behoeft
niet naar steeds hogere
horden zoekt
geen liefde die alle dagen
fris weer aan de start
geen liefde die op weg naar de finish
niet plat op haar gezicht
en haar zicht verloor
op het parcours
op einde en begin
laag of hoog
geen liefde die niet gaandeweg
de lijnen verschoof
geen liefde die niet ook
ruggelings over het water vloog
en toen weer met de buik omhoog
kon zwemmen in de lucht
EN ER VALT OVER HET LICHT
En er valt over het licht
wel wat interessanters te zeggen
en er valt over de duisternis
wel wat lichters te zeggen
maar over de werkelijkheid
valt niks te verzwijgen
noch te veinzen
de werkelijkheid faken
is gevaarlijk
aan werkelijkheden valt
feitelijk niet te tornen
wie de werkelijkheid in twijfel trekt
speelt met de dood
het is de dood
en anders niets
die bepaalt wat er werkelijk
bestaat en wat niet
CATARACT (eeuwige staar)
Ziezo! Benut nu maar je knekels
en toon maar wat je al die tijd
wel in je had maar onderdrukt
en toon maar wat je onbenut
liet en zing maar het lied
dat op jouw lijf is geschreven
(of schreef je het zelf?)
en dat nu hoe dan ook
het liedje is van jou
Ziezo! Had je maar die paar
handige handen
niet die twee linker
en dat engelengeduld
van je pa
die zoveel met je te stellen had
toon maar, zoon, hoe lang jij het nu
volhoudt en of je het ueberhaupt kan
wat je ueberhaupt zijn kan
of niet
NIEMAND ZEGT NOG GOEDEMORGEN
Niemand zegt nog goedemorgen
deelt in goedertierenheid
excelleert in het voorbije moment
welke dromen zijn het waard
verder gedroomd te worden
alles herinnert aan de staar
die nu al maanden
in je ogen staat
dat nare vooruitzicht
op je allerlaatste
ogenblik
het dak is geen dak meer
het huis is een schedel
met twee holle kassen
broeinest van anaconda’s
die uit de eierschalen
van het oogwit
tevoorschijn barsten
op zoek naar prooi die zich
laat vangen in de valstrik van
het licht
die stroper die ons in zijn bundeling
verblindt en met zijn dwaalsporen
ons in zijn richting lokt
jagen wij op het licht
of jaagt het licht op ons?
is er sprake van een zoektocht
of een executie?
vinden wij verlichting
of trappen wij in zijn val?
is het een eerlijke deal
of slechts misleiding?
ik stel me de vraag:
hoe betrouwbaar
en onbaatzuchtig
is het licht?
ik weet het niet
AAN JORIS
De leegte slokt mijn leven op
het gat dat gaapt
tussen mijn wezen en jouw dood
is niet geslonken maar vergroot
2 meter zijn gegroeid tot twee
decennia. De caesuur
is geen lemmet maar
een hakmes gebleken
dat marsdiep sneed door onze ziel
ik reed. Jij stierf. Knie tegen knie
een omgekeerde conceptie
de kuil slokt steeds meer in zich op
de zwaartekracht neemt toe. Lichter
wordt het niet. Wel later. Sinds
de crash loopt alles blijvend mank
de breuk die door het leven slingert
je afwezigheid die uit zijn voegen barst
er loopt een crack up van die auto
naar mijn hoofd. Deze gruwel, mijn beste
werd geen van ons beloofd
DARK MATTER (ER IS IETS WAT JE VERGEET)
Er is iets wat je vergeet: gratie
je moet in je kracht gaan staan
tijd voor een frisse staat
traject: ontschuldiging
ik ga het gif uit mijn lichaam
proberen te krijgen
de samenstelling analyseren
en het zelf herkallibreren
vertel mij hoe de hazen lopen
maar: kun je van een mateloos iemand
een matig persoon maken?
mijn glas is technisch leeg
leef al jaren alsof iedere dag
mijn laatste is
“wat had je er zelf nu bij te winnen
door je met al die schuld te beladen
al die jaren. Wat leverde het je nu op?”
goeie vraag
met de schuld en met de rouw
heeft ook de angst de rest
van mijn leven beheerst
een onaangenaam gevoel
van hitte die in vlagen
op kan komen zetten
een beetje zoals ik me voorstel
dat opvliegers moeten voelen
voor vrouwen in de overgang
een verschroeiend gevoel
dat me bij de keel grijpt
en dat vanuit een peilloze diepte
aan komt zetten
vanuit een Cimmerie die
onder de bodem van de ziel
verscholen ligt
donkere materie die zijn zwaartekracht
doet voelen in de ruimte ver daarboven
de schuld, de schaamte, de pijn
zijn de enige
diepere waarheden
de echt diepere lagen
glimlach naar je angsten
wij zijn elkaars perfecte les
jouw links is mijn rechts
dit is wat er was
VOOR MEDINA
Zul je weten liefste dat
als ik niet zoals jij
negen maal tien jaren
worden zal maar eerder ga
dan jij, dat jij de laatste ster
zult zijn die mijn geest
nog ten tonele voeren zal
op de finale drempel
tussen aarde en heelal
wees verzekerd, lief
indien mijn adem stokt
en ziel vervliedt
dat jij tot aan mijn laatste
snik mijn grote liefde was
en ik, zo hoop ik toch
jouw prins die met zijn tong
voor jou zijn minnezangen zong
en die, indien hij eerder gaat
dan jij, dat niet zal doen als fielt
of schoft omdat hij jou verlaat
maar slechts uit hoffelijkheid
in de hoedanigheid van vazal
die de route vast voor je verkent
en er zeker van wil zijn dat hij –
eens de stonde aan zal breken
dat ook jij ter sterre varen zal –
met een zwier daarboven
als eerste de deur voor
jou persoonlijk openen zal
op die finale drempel
tussen aarde en heelal
Tony Bennett: Life will teach you how to love, if you happen to live long enough
DIE GLIMLACH
Die glimlach van het lachebekje
is een elastische echo van een
belaagde en getergde ziel:
weerbaarheid
jij ziet er iets gemaakts in
maar dat is omdat je zelf
maar met moeite in staat bent
om welgemeend te glimlachen
probeer het eens
op dat gebolsterde vizier
en toon je tanden
niet om te bijten
maar te lachen
blijf waardig, word rustig
word eerst maar eens aardig
dan word je vanzelf ooit gelukkig
liefste, ik smeek als een monnik
beducht voor het leven
ik smeek je op mijn knieen
gun onze liefde
na alle dwaasheid
al is het maar
voor even alsnog
een nieuw leven
WIE VAREN WIL ZIJ ONVERVAARD
(DOCH WAKE VOOR GEVAAR)
De zuurtegraad van je kilte
brandt gaten in de bodem van mijn ziel
ik voel mijn reservoir beetje
bij beetje wegsijpelen
geduld is een schone jeugd
in zeven havens wacht de schipper
op schepen uit de zeven zeeën
die er vroeger een waren
wee wie ooit zinderend van ziel versmolt
wee wie ooit zoals de wereldzee verdroogde
de teugels vieren, trossen los
het schip zal varen
en ik, ik zal je midscheeps
treffen
maar wens je
een behouden vaart
DE DOOD IS EEN LEEUW
De dood is een leeuw die eet van de ziel
dankzij Medina heb ik de dood
in mezelf kunnen proeven
geen fijne ervaring
de leeuwin heeft precies zoals ik het me
in het prille begin ook voorstelde
mijn ziel verschalkt. Dus:
ik moet niet zeuren
nieuwe adem, nieuwe luchten
nieuwe kansen in dit leven
ik ben nu genoeg
door de mangel gehaald
maar het leven is wat het is
en de dood faalt nooit
AAN MEDINA
Je kunt me wel uit je leven bannen
maar ik smeek je nog dagelijks om vergeving
kus de ring van onze verloving
ho’oponopono in de praktijk
i am sorry, please forgive me, i love you, thank you
de liefde uitwissen met haat
is een duivelse daad
van hoogverraad
ik zou mn leven voor je geven
jij wilde mij niet
ik jou wel
le reste est pour le ciel
DE VIVE VOIX
Tu parles de vive voix
en zeg het luid en duidelijk:
de enige zaligheid die we
op aarde kunnen beleven
is rampzaligheid
geluk is een hysterische
illusie (dixit Vlatka Simac)
wie wikkelt wie in wiens web?
HEB DE IMPERFECTIES LIEF
voor Arlette van Laar
Toe mijn lief, heb de imperfecties lief
ze zijn de kieuwen van het leven
laten we elkaars oprispingen vergeven
bijeenvegen wat ons bijeenhield in dit leven
laten we nu niet meer mokken
over onze tekorten uit het verleden
noch over de toekomst die we
nu al moeten vrezen
laten we niet boos zijn maar vrijgevig
er is genoeg voor iedereen
om niet lang weer hongerig
te hoeven wezen of alleen
toe mijn lief, laten we de momenten
behouden dat we oprecht maar naïef
van elkaar hebben gehouden
laten we elkaar niet vervloeken
maar prijzen om onze gaven
laten we de strijdbijl begraven
ons aan de mede van
het heden laven
toe mijn lief, zeg me nog eens:
ik ben je paling in het groen
zeg me nog eens: we gaan
het alles nog eens overdoen
toe mijn lief, geef me dan nog
zo’n allerlaatste zoen
bemin je naasten en je vrinden
en heb je nieuwe liefde lief
met pit en passie als destijds
ons ongerief, maar zeg me nog
eens: ik ben je apocrieve lief
en heb voor altijd voorts
ook onze imperfecties lief
‘Wanneer de doodskaart bij tarot opduikt, betekent ze niet de dood zelf, maar een fundamentele verandering in het leven. Ze symboliseert transformatie. Soms is de dood de dood niet. Was het Paulus niet die zei: ‘ik sterf dagelijks’? Dat doen wij allemaal toch?’ – (Donna Tartt)
Wedijver der private organismen (II)
Het leven is veel ingewikkelder dan we dachten
we zijn aan verschillende onverzoenbare machten
ten prooi. Niets komt terecht, niets is terecht
en wat je verdient heeft er niets mee te maken
ons leven is even eindeloos
als ons gezichtsveld grenzeloos
de hypothese van de onsterfelijke ziel
helpt ons niet aan wat men ermee wilde bereiken:
het helpt ons niet een raadsel op te lossen
het eeuwige leven, mocht dat al bestaan
is net zo raadselachtig als het tegenwoordige
“niet hoe de wereld is, is het mystieke, maar dat zij is”
aldus Ludwig Wittgenstein in zijn
Tractatus Logico-Philosophicos (publ. 1922)
die eindigt met de beroemde aanmaning tot zwijgen
“de dood is geen gebeurtenis in het leven”
interpreteert Willem Frederik Hermans
in zijn vertaling met nawoord in de Revisor (1974)
de dood beleeft men niet. Als je onder eeuwigheid
niet oneindige tijdsduur maar ontijdelijkheid
verstaat, dan leeft hij eeuwig die
in het heden leeft. De mens is beperkt
in zijn mogelijkheden, maar juist
‘in der Beschränkung zeigt zich der Meister’…
niet de dood is de mensenlijke conditie
maar wat de mens in het vooruitzicht
van die dood doet
met zijn leven
De Revisor. Jaargang 1(1974)
Ludwig Wittgenstein Tractatus Logico-Philosophicus Vertaald en van een nawoord en aantekeningen voorzien door W.F. Hermans
DU SOLLST DEIN LEBEN AENDERN
Hoe ga je te werk
om niet te hervatten
in het drinken?
staande oefening
stap voor stap
als een boom die van nature
zijn postuur bepaalt
komt tijd, komt raad
u bent uw gedachten
niet – observeer! U
hebt altijd een keuze
à tort et à travers – volhouden dus
word u bewust van uw lichaam
oordeel niet
laat uw emoties los
beschouw van verre
uw schaamte
houd een heldere geest
en wees wakker
accepteer wie u bent
opdat u kunt veranderen
Scene III Akte I Othello, Shakespeare (vertaling H. Bouazza):
Roderigo:
‘Ik zou een sukkel zijn om verder te leven als het leven van-
af nu een marteling is. Als de dood onze dokter is dan heb-
ben we maar een recept en dat is sterven.’
IN AL MIJN DROMEN
In al mijn dromen zijn er deuren
en ramen die gesloten zijn
en die ik probeer
open te wrikken
voor de ramen zit vaak een gordijn
dat ik wil openschuiven
ik ruk eraan
er gebeurt niets
hoe hard ik er ook aan trek
ik blijf dromen
van het uitzicht
de kunst is het om de aflijvige
weer tot leven te wekken
in Rusland zou men zeggen:
zulke woorden zijn met een hooivork
in stromend water geschreven
aan de barman van café Scheltema vraag ik:
waar haal jij je goede zin vandaan?
hij zegt: je bent het succes
van jezelf
ik droom alleen van wat ik
van verre schijnen zie
ben ik de killer van mijn vriend?
heb ik de geschiedenis die ik studeerde
in proprie delicto kunnen betrappen?
ben ik een goede detective geweest
in mijn eigen policier?
heb ik van pijn honing kunnen maken?
ik heb me bekwaamd in de verlatenheid
wilde zoveel leven
dat ik (leven) tekortkwam
ik vlamde, vliedde en vervloeide
ik bloeide open, schroeide dicht
geef me meer van dat!
het licht. En lucht
Luft musst’ mann sein
niet meer zo moe
nooit meer zo moe
GET UP AND RISE
voor Evi Smet
Homeless Jezus slaapt
opgerold in zijn slaapzak
in een Antwerpse boetiek
morgen is de dag van zijn
herrijzenis. Op de stoepen
liggen parafernalia van zijn
queeste: een afgekloven hamburger
een opeengeveegd muggengordijn
een onzichtbaar stuk spacecake
overige regalia zijn verborgen
in de laden van een keukenkastje
dat onder een lantaarnpaal geduldig
op de vuilniswagen wacht
badzout, zeep en tandpasta
keurig ingepakt voor een rituele
reiniging van lichaam en geest
de tocht voert door de stad
van oost naar west, van
Cafe Stop
(waar je blijft plakken)
via Cafe Post
(waar je wordt doorverbonden)
naar Cafe Zero
(waar de nacht wordt volbracht)
we schudden handen met de jarige
die in besloten kring zijn paasfeest viert
zijn geen ongenode gasten meer
worden welkom geheten
we gaan op in de muziek
dansen, vervloeien in het
fluidum van de nacht
we deinen en bewegen
mee met de rhythmus
van flux en reflux
komen en gaan
het ritme van get
up and rise! van tintelend
bloed en bierpoep
die plakt op de vloeren
de tijd die in extase
even stil komt te staan
tot het uur is aangebroken
om weer verder te gaan
frisgedanst en als herboren
twee vissen die weer
teruggeworpen worden
in de vloed van het bestaan
op weg naar het station
komen moslims tezamen
voor het ochtendgebed
in een felverlichte moskee
een jongen loopt een eindje
met ons mee, hij is zijn
vrienden kwijt maar
geen nood want (roept hij):
“Christus is herrezen”
en warempel, de thuisloze
heiland in de tombe van
zijn slaapzak blijkt met
huid en haar uit zijn
portiek op te zijn gestaan
- za 15/zo 16 april 2017, Antwerpen
MORTU TOMBU MIYI°
‘Life is all about missing the point
to hit the target behind your back’
I
Het laserkanon voor de nachtclub
tast naar het aangezicht van God
in een duister dat niet pluis is
de nacht zakt weg tussen de
donkere kussens van een
regenachtig wolkendek
een ongewassen maan
heeft vingerafdrukken
op het glas-in-loodraam
van de hemel laten staan
naar de buit wordt gezocht
van de dader ontbreekt
verder ieder spoor
boven onze hoofden
ontsteken donder en bliksem
een knetterend vuur
regenvlagen slaan met
hagelstenen op het aard-
oppervlak neer
de onweersgoden hakken
erop los met hun karwats
de hemelen in de hens!
magazijnen geladen
geweer op de schouders
richten, vuur!
wat er verloren is beslaat
voor mijn gevoel een
veel groter volume hier
dan alle spullen die in boxen
op elkaar gestapeld staan
in verhuisdozen
van de firma Licht Loidl
Abeling & Zonen
vier euro wordt er beloofd
per doos die in goede staat
wordt teruggebracht
nu ik op het karton
de woorden lees
is het alsof ik
voor het eerst besef
dat ik nog leef
ergo dat dit alles is
wat er van mij resteert
qua schoon gewicht
en overschot:
huid huis
huid x huis
huid huis
* Zegswijze op Haïti, lett.: ‘de zaak is voor mij gestorven en begraven’
II
waarom de ene wel
de dans ontspringt
de ander niet?
een antwoord is
er niet
er ís geen reden
alleen het Lot
dat het heelal bestiert
volgens de wetten
van de willekeur
met een hand die nu
eens streelt en
daarna slaat
om zo de weg
te wijzen in de chaos
Fortuna die net zo blind
haar tarotkaarten legt
als Justitia haar
gewichten in de
schalen van haar
kosmische Balans
het aardse Gerecht
zijn wij: die opgediend
als amuse-gueule
niet meer dan een hapje
zijn voor Vishnu
Ahpoek’s lekkernij
ik heb, zegt men, in feite
nog geluk niet zeuren dus
een levensbron
die dempt men niet
III
‘om pijn te dragen moet je zingen’
zei je altijd, ‘er lucht aan geven
want lucht is het belangrijkste’
de lucht wordt nooit ouder
de lucht heeft geen leeftijd
de lucht is bescheiden van aard
de lucht is geduldig
de lucht heeft nooit haast
en toch komt de lucht nooit te laat
de lucht velt geen oordeel
de lucht heeft geen spijt
de lucht kent geen schaamte of haat
de lucht bezit geen lichaam en ook geen gelaat
en nooit heeft de lucht het benauwd
en nooit krijgt de lucht het te kwaad
‘lucht moest men zijn
lucht moest men zijn
niet meer zo moe
nooit meer zo moe’
tekening: Nazar Honchar
- Mortu tombu miyi = zegswijze op Haiti, lett.: “de zaak is voor mij gestorven en begraven”. Het was tevens de titel van een cyclus uit de dichtbundel Falsche Prophezeiungen (edition Selene 1994) van de Oostenrijkse dichter Christian Loidl, die op 16 december 2001 op 44 jarige leeftijd overleed toen hij uit het raam viel van zijn Weense appartement – een dood die veel gelijkenis vertoont met de wijze waarop de Tjechische schrijver Borumil Hrabal om het leven is gekomen. Hrabal zou te ver uit het raam hebben geleund toen hij een merel hoorde zingen onder de vensterbank van zijn kamer in het Praagse hospitaal waar hij wegens een drankprobleem werd verzorgd. Ook Chris – die Hrabals stamkroeg geregeld bezocht – heeft de betovering ervaren van een vogel die vanaf de binnenplaats van het huizenblok in het grauwe tweede Bezirk (de oude joodse wijk) zijn vleugels wilde uitslaan.Op de een of andere manier, schijnt de dichter gehoor te hebben gegeven aan het indringende imperatief dat hij bij monde van een spookachtige stem liet oprijzen aan het eind van zijn laatste dichtbundel met cd: Kleinstkompetenzen; Erinnerungen aus einer geheimen Kindheit (edition Selene 2001): ‘Luft müsst mann sein/ Luft müsst mann sein / Nicht mehr so müd / Nicht mehr so müd (…)’ in het Nederlands: ‘Lucht moet men zijn… Lucht moet men zijn… Niet meer zo moe… Niet meer zo moe (…).’ Een dag voor het fatale ongeluk plaatsvond, had Chris me nog een boodschap gestuurd waarin hij melding maakte van zijn nieuwe emailadres: ‘airpoet@.gmx.at’ De symbolische betekenis hiervan begreep ik pas weken later, toen ik de Oostenrijkse hoofdstad bezocht om deel te nemen aan een herinneringsnacht die naaste vrienden en collega’s voor de overleden dichter hadden georganiseerd. Na het beklimmen van de afgesleten stenen treden in het trappenhuis van de Vereinsgasse 2, viel mijn oog op het blauwe naamplaatje dat was bevestigd aan de gelakte notenhouten deur van het verlaten appartement waar ik zo vaak had overnacht. Ook hierop stond dat intrigerende woord: ‘airpoet’. Het plaatje betrof een souvenir dat Chris had meegenomen tijdens een van zijn talrijke reizen door Litouwen, waar ‘airpoet’ simpelweg ‘airport’ (vliegveld) betekent. Mijn verdriet smolt als een brok ijs voor de zon, toen ik besefte dat mijn vriend was opgegaan in de lucht waar hij zo wijselijk over had geschreven en zo dichterlijk naar had verlangd.
KATJE MIN, KATJE WEER ‘Time is the slaughterhouse of the universe. (…) The price of every life is death.’
– Lydia Lunch
Tweespalt heeft het bestaan
tot in de kiem gespleten
en al wat krioelt gebeten
met de giftand der tweevuldigheid
und alle Fleisch
es ist wie Gras
de woekering gaat voort
de dood groeit als een foetus
in de baarmoedercellen van
al het aardse, ondermaanse
kon ik maar leven in het vacuüm van de tijd
de klok stilzetten, momenten laten duren
maar het leven kolkt verder en voorbij
zoals het vliedende water in de rivier
je kan de tijd niet beetpakken
als een kat bij de staart
hooguit loslaten; hoe?
door ons ijl
en ijzig te maken
(zero + drie kelvin!)
of vurig als de sterren
die ons omringen?
hoe krijgen we er grip op?
leven we er in en niet er naast?
het heft is immer boven
onze hoofden geheven
kop eraf voor wie al te ledig
doodstraf voor wie al te laf
of traag. En ook wie vlucht
krijgt eerst de volle laag
de moslims zeggen:
‘de tijd is als een sabel
wie hem niet te lijf gaat
wordt erdoor geveld’
een gevecht op het scherp
van de snede
wij doden de tijd
de tijd doodt ons
katje min, katje weer
gelijk oversteken
“De Tijd is als een sabel
wie hem niet te lijf gaat
wordt erdoor geveld” –
even opschieten dus, luidt het snedige commentaar van Jasper, de nieuwe verloofde van Vlatka Simac. Hij beklaagt zich over de valkuil die zijn geliefde voor zijn voeten pleegt te graven. Vlatka voelt gelijke krachten van liefde en vernieling in zich opborrelen. Wat zij opbouwt aan liefde, gaat ze woest te lijf in afkeer en wantrouwige verbetenheid. Ik geloof alleen in iets, als het eeuwig is. Daarom ga ik de liefde te lijf. Alleen als er iets overblijft, na kapot te zijn gemaakt, dan is het waar en eeuwig. Ik test de liefde. De liefde is een bloedtest. Ze moet resistent zijn aan de nukken en grillen van de alledaagse en vaak boze werkelijkheid. Het duizelt Jasper als hem dit ter ore komt, uit de mond van zijn teerbeminde. Hij wil dat zijn armen lang genoeg zijn, om Vlatka en daarmee hun hele liefdesproject, op te tillen uit – en te onttrekken aan – haar zelfgegraven valkuil. Hij negeert de kuilen, en reikt eroverheen. Even genereus als onbekommerd. Vlatka raakt erdoor verward. Meestal eindigen meningsverschillen al snel in knetterende ruzies. Zo niet bij Jasper. Hij beantwoordt twijfel en afkeer met een rotsvaste manifestatie van amor en agape. De onbezorgde kijk op de gecompliceerde materie van het leven, sterkt hem enkel in zijn aanpak. Die twijfel is al net zoveel kul als die kuil die zijn geliefde meent te moeten graven om te zien wat de reeele waarde behelst van het ideele geloofsartikel waar het allemaal om draait. Heb vertrouwen. Doe niet zo moeilijk en zo flauw. Leg niet op elke slak zout. Vernietig niet elke toren die je bouwt van je blokken. Laat nieuwe en oude torens naast elkaar bestaan. Laat de kleuren en vormen variereren en floreren. Iedere toren is een poging om zich op te richten tot de eeuwigheid. Dat geen toren reikt tot in de hemel onzer God, doet niets af aan het magnifieke feit van hun bestaan. Iedere spits is een manifestatie van een mysterieuze aspiratie.Niet het aarse falen, maar het hemelse pogen telt. Vlatka is resoluter in haar oordeel. Wat niet tot hoog boven de wolken reikt, is geen knip voor haar neus waard. Hoog gesprongen, diep gevallen. Op mededogen of waardering hoeven de dapperen of dwazen die hun torentjes oprichten, bij Vlatka niet te rekenen. Wie poogt en in zijn poging tekortschiet, is een deerniswekkende loser of een regelrechte idioot. Haar houding is er een van alles of niets. La belle dame kent wel aspiraties, maar geen genade. Elle est sans merci. Ze spaart zichzelf evenmin als ze anderen spaart. In de meeste kuilen die ze graaft voor haar geliefden, valt ze zelf.
Ze ontbeert geduld en vertrouwen. Ze is, dixit Jasper, “onveilig gehecht”. Zij wil liefst blind vertrouwen, maar niet dan nadat zij alles met haar meest kritische en vijandige blik in ogenschouw heeft genomen. De proef moet op de som. Zij twijfelt of de quasi-naieve, genereuze kijk van haar minnaar op de liefde tout court, een bewijs is van de existentie dan wel non-existentie van de pure, ongrijpbare liefde. Wat is het dat hier op het spel staat? Is het de jackpot of een tijdverijf? Kan er liefde bloeien, buiten de distels van de afkeer om?
Vlatka is triest als de beker van het geluk zonder al teveel beslommeringen en strijd, zomaar aan haar lippen kan worden gezet. De Heilige Graal wordt in haar ogen bewaakt door de vuurspuwende draak van de oorlog. Zij meent dat het elixer van het leven, pas genoten kan worden, als de draak met welgemikte steken wordt geveld. Dit vereist evenveel moed als brute kracht. Dat ook schranderheid de taak volbrengen kan, is eigenlijk ongehoord. De wijn die Eros krijgt geschonken, dient – zo is haar rotsvaste overtuiging – evenveel naar bloed te smaken als naar nektar. Ambrosijn die al te zoet of zurig is, kan niet de originele, legendarische en tijdloze, hemelse zijn. Het is aangelengd met zoetstoffen en tanines, die de grondtonen van de aarde maskeren en elimineren. Het echte goedje, daar gaat het om. Die enige, eeuwige. Een kwestie van theologie, van geloof in tegen de keer. De mens, hij blijft pinken naar de sterren en de hemel. Maar doet dat al wroetend op de aarde en in de grond. Welbeschouwd, vindt Vlatka, is Liefde net zoals dat andere abstracte nec plus ultra: het Geluk – een hysterische illusie. Schril klinkt haar slavische lach, als zij zichzelf beziet op het aardse podium. Een komediante op hoge hakken, die de kieren en gaten in de vloeren van het podium slechts met hilarische bokkensprongen weet te pareren. Tutto nel mondo e burla. E l’uome e nate burlone. Zo eindigt Verdi’s opera Fallstaff. Alles op aarde is scherts. De mens wordt geboren als nar.
VOGELPIK
Aanvaarden moet de mens
Net zo, dat hij moet gaan
Als dat hij komt.
– William Shakespeare, King Lear
En altijd is er weer de klok die terugtikt
tot het moment dat is vastgeprikt
op het schoolbord van de tijd
een dartpijl in een nauwgezet
en kundig spel van land- en
vogelpik. ‘Wanneer meneer
is de dageraad nakend? Schijnt
de ochtend nabij?’ Onze naasten
die helaas niet meer
hun vaste stoel, hun plek in bed
is leeg. Zij zijn ons voor geweest
hadden we ze tegen kunnen houden
onze vrienden die we stilzwijgend
het nakijken gaven? Geliefden
die we in de steek hebben gelaten
de kluizenaars zonder hoofd
die ons achternazitten in
de burcht van ons brein
de voor- en nazaten die ons
van diverse zijden belagen?
en dan nog al die anderen waarvan
het steeds minder zeker lijkt
of ze daadwerkelijk
hebben bestaan:
we hebben ze laten gaan
van de genen ‘t zelfzuchtig seizoen
‘de wingerd groeide, sap kwam terug, het land werd vertrouwd en groen
het was van de genen ‘t zelfzuchtig seizoen’
– James Fenton
het begin schiep de mens
wat we erven wie we zijn
het recombinant van onze geblinddoekte ouders
het gelaarsd eskader van het slaafse zaad
de misstappen van onze onzalige kroost
onze aard karakter
is bestemming ons lot
op welk moment word je een matador?
wanneer word er binnen in jou een slagboom opgehaald?
daalt er een valbrug neer op de rand van de andere kade?
op welk moment werp je de lans? de handdoek in de ring?
wanneer hef je je schild, leg je het van je af?
zal het dienen als draagbaar naar je graf?
wanneer schiet je op scherp, wanneer in de lucht?
verkies je preciezie, het odium van macht?
doorboor je de stier in de nek of recht in het hart?
hoe buig je twijfel om tot hoop? leer je beminnen wat je verwart?
leg je recht wat niet past? verzoen je je met de missers en miserie?
met de tijden van spijt en het hard gelag?
maak je een einde aan de vijandschap?
zou je kunnen zingen tijdens het verdwijnen?
de tralies breken van je kooi?
liederen opdragen aan je koude en honger?
afscheid nemen met een klaar gemoed?
het begin herschiep de mens
wie we waren wat we zijn
estafettelopers in het stadion van de dood
WAT IK ZIE KAN IK NIET ZIJN
‘zonder seizoen rechtvaardig ik de aarde
Als taal geboren uit de weigering. Word wieg
Enige weg naar Rome en vrouw die treurt’
– H.C. Pernath
Boven het haardvuur stijgt de rook
met brede vleugels uit de schouw omhoog
de wereld hangt in de lucht
de hemel op aarde
ik zie ik zie
en wat ik zie
kan ik niet zijn
vroeger evenmin
in het huis van het geheugen
hangen geen spiegels
vandaag is een bijzondere dag
ik wil dat iedereen er is
de magische vrouw zal de klok
met een dag terugzetten
we zullen leven in een
alomtegenwoordige tijd
die ons bewustzijn ontrafelt
klanken die nooit meer
woorden worden, seconden
die nooit meer dagen
alles al getracht en op de tast
zullen we nog blijven zoeken
tot in de neteligste struik-
gewassen, de verste rietkragen
zelfs als uit de mist dat ene
verlossende woord zal klinken
we erin slagen de zoekgeraakte
sleutel tot het slot op ons bestaan
eindelijk weer terug op te rapen
nog zullen we blijven zoeken
nog zullen we blijven zoeken
NU HET OOG STEEDS VERTROUWDER
Nu het oog steeds vertrouwder
nu het lichaam onteigent
nu de tijd in zijn oorsprong
nu de taal zich herhaalt
nu het naakt in zijn niksie
nu volmaakt als het nimmer
nu voldaan als het water
nu zo hel als het haardvuur
nu zo duurt niets nog langer
nu zo hoog als het lager
nu zo is ook het later
nu zo wil wat er witwast
nu zo kil als de kaalslag
nu zo stil als de schaamte
nu zo schor als het keelgat
nu zo rood als de stonde
nu zo stoned als de kommer
nu zo kwel als de zomer
nu zo liefde als lente
nu zo lam als de leemte
nu zo streng als het verdict
nu zo vlijm als de sabel
nu zo krom als de wijzer
nu zo bot als de einder
nu zo nooit meer als nu
nu zo grijs als de feniks
nu zo kwik als het zilver
nu zo blind als de waarheid
nu zo vals als de jakhals
nu zo mank als Hephaistos
nu zo glad als Anubis
nu zo kinds als het vroeger
nu zo loens als de tijdgeest
nu zo moes als de bruinrot
nu zo louche als goudsier
nu zo flonkert het gister
nu zo glinstert het nader
nu zo blaast men zijn dromen
nu zo bluft men zijn leugens
nu zo woont men in wolken
nu zo ontwaakt de wellust
nu zo ontaardt de wreedheid
nu zo slijt men zijn dagen
nu zo glijdt iets uit handen
nu zo barst uit zijn voegen
nu zo valt het in duigen
nu zo sluit men de sluizen
nu zo hapt men naar adem
nu zo snakt men naar liefde
nu zo nooit meer als nu
nu zo wet men zijn messen
nu zo ruikt men zijn kansen
nu zo snijdt men de huid aan
nu zo stelpt men zijn wonden
nu zo voedt men de maden
nu zo faalt de precisie
nu zo trilt los het koetswerk
nu zo roest vast het rader
nu zo zinkt naar de haaien
nu zo stikt men de brand
nu zo kraait naar de haan
nu zo tergend het heengaan
nu zo eenzaam het sterven
nu zo breekt eens de branding
nu zo eindigt de vuurproef
nu zo stokt eens het uurwerk
nu zo dooft eens de waakvlam
nu zo hapert de hartspier
nu zo immer als ooit weer
nu zo pier als de dood
nu zo vluchtig als even
nu zo eens was het leven
nu zo nu was toen ooit weer
nu zo nimmer als nooit meer
nu zo nooit meer als nu
VERBETEN DE CREDO’S
Verbeten de credo’s, verwaterde passies
verworpen de dogma’s, verzwegen de schuld
vermoord is de onschuld, beschaamd het vertrouwen
verspild is het water, profaan de confessie
verzaakt de communie, ons eigenste bloed
verhaspeld de kavels, verschrompeld het land
verdorven het aanschijn, ons eigenste volk
verkorven de welvaart, voorzie in de droogte
drink van mijn woorden, graaf naar de bron
het ooft aan de bomen, het zout van de aarde
het paard voor de wagen, de schamele oogst
schraal is de troost, bitter het aanzicht
niets is zo zielig, en niets is bestand
vergeefs is de franje, en ijdel het leven
vermom je verlangens, kies wie je gade
weer af het onheil, spot met de waan
de mens is een dier, het monster de mensen
de hemel is eindig, de aarde is rond
bid de verwoester, smeek tot de Almacht
kus me mijn min, vergeef me de onmin
verzegel je lippen, verbrand al mijn brieven
vergeet wie ik liefhad, vertel wie ik was
dans op het altaar, kniel voor het toeval
niets is te dol, en niets is voorhanden
genade is nakend, en nu nog het naakt
ZO LIJK IK
Zo lijk ik warempel wel de
hofleverancier van mijn behoeften
aan private besognes en ver-
warrende gemoedstoestanden
onderhand ben ik – ik geef het toe –
misschien wel net zo’n scheve kapstok
voor mijn afgeragde jas als dat verzonnen
alter ego van die goede vriend van mij:
een min of meer en best wel boze
mens die soms ook echt bar slecht
maar meestal gewoon mens
had willen zijn
En dan is er alles dat om niet
I
En dan is er alles dat om niet
is het verderf niet meer iets
wat je tentoon gesteld wil hebben
niet meer iets dat je anderen
aan het verstand wil brengen
maar iets dat je blijkbaar
in je eigen hersenpan bestrijden moet
je voelt je verraden
jij die dacht dat je geleidelijk aan geleerd had
hoe een mens zich kon verweren
jij die dacht dat je beducht was
plotseling ben je weer kind dat niet snapt
en moedwillig negeert
je vraagt jezelf nog eenmaal af
wat nu de kracht is van het leven:
-een avontuur om te beleven
-een wind om bij te varen
-een verhaal om te verzinnen
-een droom om te verklaren
aan de einder strijkt
het rijpe licht de pols
open van de herfst
de goudader ligt bloot
is de hemel leeg?
spreekt alles hier beneden
dan strikt genomen voor zichzelf?
ik hoop maar dat ik er niet tezeer
blind voor ben gebleven
ik hoop maar dat ik me op mijn
blikveld niet teveel heb verkeken
niet verkwanseld heb
waar het kwansuis
in dit ondermaanse
om gebleken
waar het uit voortkomt
waarheen het gaat
is er richting en rechtvaardigheid
in de natuur?
op last waarvan wordt deze last
gedragen om de doem te verjagen
op last van de stilte, de sterren
en die van de kilte
na het asiel hier op aarde
en het verblijf in bevreemding
na een nacht van wat uren
bij een zacht licht op aftocht
blijft de vraag: waarheen?
maar vanwaar de vraag
als de route bekend is
het antwoord alles
behalve: een behouden
vaart
II
Hoelang duurt zo’n akte van
voortsudderend verval
waarin alles deemstert en
ineenkrimpt tot de bron
pleegt kort te sluiten
in het karst van ons hoofd
en een mercuurrode vlam
de bodem belicht van onze inwaartse kloof
het lichaam dat nog siddert
van de koorts en het gangreen
wij eren het uur: nu
voor straks: bereid ons
de dood op een zacht
sudderend vuur
III
De tijd gelijk toen lijkt eens
te meer op die van Caesar
hoe hij geruisloos nader sluipt
tevoorschijn komt, zegt: ‘zie!’
en overwint
de Romeinen vochten hier hun vetes uit
wij ons zwijgen. Toe, wees barmhartig
houd de liefde achter de hand
genot is aan geduld
geduld is aan de dood verwant
beiden smaken zoet, vond Augustinus
eens je de ordening van alles doorziet
maar eerder niet
zo onze wereld eerder al bestond
dan in de vorm van een wreed verhaal
wij tweeën speelden er niet in mee
hebben ons eigen labyrint gecreeerd
om in te verdwalen
dat wij noemden naar elk ander
maar stiekem naar elkaar
IV
Tweespalt heeft het bestaan
tot in de kiem gespleten
wat krioelt gebeten met
de giftand der tweevuldigheid
und alle Fleisch
es ist wie Gras
de woekering gaat voort
de dood groeit als een foetus
in de baarmoedercellen
van het leven
zolang als het duurt
mag het duren
wie niet voortbeweegt
vertraagt hooguit zijn val
in een tijdelijk sûrplace
voor hij alsnog te pletter slaat
tegen de vloer van
Almacht Gravitas
. -. . -. . -.
ONTBINDING
“bestaan is niets
er heerst alleen vergaan…” *
- J. Slauerhoff, Dorp aan zee
Ontbinding vóóronderstelt
binding in het hier en nu
de aarde lijkt overrijp
consumptie een kwestie van tijd
de natuur als Chronos die
het eigen kroost opdient
at supper. Zijn wij wel meer
dan amuse-gueule voor Vishnu
Ah-Pook’s lekkernij?
aan de einder strijkt het rijpe licht
de pols open van de herfst
de goudader ligt bloot
is de hemel leeg
spreekt alles hier beneden
dan strikt genomen voor zichzelf?
ik hoop maar dat ik er niet tezeer
blind voor ben gebleven
ik hoop maar dat ik me er niet teveel
op heb verkeken
verkwanseld heb
waar het uiteindelijk
om te doen was:
het leven dat zich
voor even verheft
van onder naar
boven de grond
en vice
versa
GOOGLE’S STRATENPLAN
Als je de afgrond in jezelf probeert te dempen,
demp je datgene wat het leven scheidt van het Leven.
Die gewaarwording van lichamelijke hoogtevrees
is de afkeer van het bestaan.
– Antonin Artaud
I
Willen we niet allemaal gered worden
als een stel geluksvogels die onbevreesd
het Uur U te lijf kunnen gaan
en rampen weerstaan. Willen we
niet allemaal gewaarschuwd worden
voor de klok van twaalven?
ons instinct dicteert
het toeval pleegt obstructie
wij volgen slechts instructies
in een poging
niet te verdwalen
in het stratenplan van
Google’s algoritmisch
labirinth
II
Een deel van de oplossing te zijn
en niet het probleem
voorwaar een loffelijk streven
op een gegeven moment veruimt de blik zich
van de dichter teneinde
de buitenwereld te betreden
heel veel mensen denken of geloven
dat zij voelen
maar dat is denken of geloven; geen voelen
op het moment dat je voelt ben je niemand-dan-jezelf
in de wirwar van de werkelijk bange dagen
ontspringt geen overlevingsdrang de dans
“ik weet niet wat er gebeurd is voordat ik werd verwekt
noch weet ik wat er zal gebeuren nadat ik ben ontwekt
maar het feit dat kennis een bron is die niet uitgeput raakt
op deze aarde vind ik een buitengewoon geruststellende gedachte
en bovendien: heel vrolijk makend”
ZELFPORTRET ZONDER IK
I
De geheimagenten van mijn bewustzijn
schaduwen mijn brein
wie bepaalt er wie de vijand is?
degene die zich in mijn naam
verbasterd heeft van tegenpartij
(`en-e-my’) tot die ene-in-mij
twee wezens uit hetzelfde nest
ontstaan; mijn lichaam blijkt
bestand. Mijn verstand
gaat kopje onder
in het gistende moeras
van het handjevol verwanten
dat ik was
II
En dan vallen de schellen
van het zelf
dak wordt bodem
droom gewelf
ik ben de magneet
zonder pool
de komeet die vlucht
voor zijn staart
er is een membraan dat ik
van mij gescheiden houdt
een impermeabele wand
die ons binnenstebuiten keert
een stemmetje dat kliert
“haas kipjelekker,
haast je niet”
moet me vloeibaar maken
schoon genoeg en spoelen
dat gemoed, alleen:
mijn bloed verdraagt mij
niet
DE WEG VAN KLIPDRIFT NAAR VUURPROEF
I
Ik ben begonnen aan
de terugtocht
in mijn leven
en moet bekennen
dat ik die ik van mij
niet echt goed ken
begin te vermoeden
dat het om een soort
van demon gaat
of een vage schim
uit een verleden
dat al lang niet
meer bestaat
maar nu de kwestie
waar het eigenlijk
om draait
of die ziel van ons
nu wel of niet
het is en blijft
een open vraag
of anders wel
een open wonde
in elk geval kan ik
hier en op dit blanco
uur met mijn hand
op het hart melden
dat bezieling wel
degelijk en geef nu toe
hoe zielig zou bezieling
zijn en hoe grotesk
indien men wel
bezieling kan bezitten
zonder ook maar
een greintje van die
zogenaamde ziel om
over te beschikken
II
De goede ik behoeft geen krans
constateert de sommelier
van de twijfel; te vaak
voel ik me nu al de clochard
die tracht infecties
met wijn te genezen
en keelpijn met een shawl
gedrenkt in eau-de-vie
dat de mens moge helen
die er huist in de holte
tussen het kraakbeen
van mijn compulsieve
jodeljongenbrein
en de kalknagel aan
mijn kromme teen
de naalden in het kastje
van de psyche springen
voortdurend heen
en weer als de wijzers
van een oscilloscoop
tussen het morose voltage
van mijn fysieke verslapping
en de vonken die tevoorschijn
springen uit het vaatje van
mijn kortgesloten wezen
dit doortrapte lichaam
wil wel duizend jaren slapen
maar mijn geest liever
nog één keer vlammen
en ter sterre varen
als een getrapte raket
alvorens in de damp-
kring te verbranden
ER WAAKT EEN VREEMDE SOORT IN MIJ
I
Er waakt een vreemde
soort van ledigheid
in mij
die zich genesteld
heeft en groeit
als kool
een koude vlam
die steken toebrengt
aan mijn hersenpan
en in de muren van
mijn stilte zwarte
gaten brandt
als peuken in het
aftandse behang
ik word gek
van het tikken
van de druppels
het kwik dat mijn
oorschelpen binnen-
dringt precies op het
moment dat die rare
snuiter in mij, die mafkees!
eindelijk, eindelijk
eens slaapt
II
Binnen in mij hebben skoeners
de golven doorkliefd
roeiers regatta’s aangelegd
werden nieuwbouwflats
en wijken uit de grond gestampt
zijn er tunnels en garages
gegraven in allerhande
bodemlagen; maar nu
nu het einde is bereikt van
mijn limiet en de schutting
rond mijn bestaan aan
alle kanten wordt geslecht
de muren van mijn
fort niet van steen
maar marsepein
blijken te zijn
de realiteit me bij
de lurven grijpt en de
buitenwacht zijn tanden
in mijn kuiten bijt
maak ik noodgedwongen
korte metten met de
status quo van mijn
bestaan
wat me zorgen baart
is niet dat die besloten
vennootschap verkeert
in staat van surseance
als wel het gevaar dat
op de loer ligt
van een coup
gezien de band
die is gesmeed tussen
mijn ego en die ik klaar-
blijkelijk is doorgeslagen
in een mesalliance
beide heren weigeren
nog te opereren
in naam van een
gezamenlijk belang
noch als piétaille te worden
beschouwd dat zich naar
eender welk front
laat commanderen
om schouder aan schouder
te staan in de strijd die
dagelijks woedt ten behoeve
van ons voortbestaan
samen even koppig
beiden even corrupt
het duo moet ontkoppeld
de kongsie moet stuk!
SOLARIS SOLITARIS
Er is geen reden voor illusies
en toch willen we geloven
dat het leven loont; we eisen meer
dan er op deze wereld
alleen de rust blijft ideaal
ook voor wie woont in de natuur
maar af en toe wordt ze gevonden
en steeds gaat ze verloren
in de realiteit. De plaats
van het individu blijft
eenzaamheid, solaris
solitaris
het hoofd barst uit mijn schedel
mijn brein barst uit zijn bast
het ego is weer uitgetreden
het ik is geen ander
maar een menigte
van mij
ontmantel de structuren van de tijd
externaliseer je angsten
sluit vriendschap met je dwanggedachten
zorg dat het heelal zijn waardigheid
verliest
HET ONWEERT IN HET VERRE LAND
Het onweert in het verre land
van het geheugen
wat het oog ziet, de ziel eist
het volume van mijn hart
de zinderingen van gemoed
de sidderingen van het bloed
ik wil niet lijden aan de liefde
maar haar tot de draad beleven
mijn vermetelheid smelt
als een sneeuwpop in de regen
wat ik najaag is wind
wat ik nalaat is leemte
overleven is als afkicken:
een verwonding in slowmotion
maar het is niet dat ik
stormen wil oogsten
omdat ik zo vaak niets
dan lucht blijk nagejaagd
te hebben en zo veel
wind gezaaid
want wie zaait er nou wind?
en het is ook niet
dat ik met alle winden
mee wil draaien
omdat ik er mijn wilde
haren in heb laten waaien
maar jagen, jagen
jagen, ja dat wil ik
in het woud van Destructie
en drinken wil ik uit
de put van Vrouw Holle
en vissen wil ik in de
Hoogzee van mijn
teerbeminde meer-
min Klipdrift!
DE REST ONKLAAR IS KINDERSPEL
Ik heb er een gewoonte van
mijzelf onmogelijk te maken
de rest onklaar is kinderspel
ik mis het koele hoofd
een kalm hart een happy end
het nu is vast hiernamaalsloos
feit blijft: sommige tralies
kun je niet breken
is er iets dat ik beslist moest doen
maar ben vergeten?
is er iets waar ik te veel bij
stil bleef staan?
klokken in ons: beid uw tijd
weemoed is het braakland
tussen leedvermaak
en zelfverwijt
dit jaar was er niet een maar vele
ik rookte sloffen sigaretten
slikte honderden pillen
had duizendmaal hoofdpijn
toch moet er een methode zijn
iets wat ik niet aantref
in de krant noch in de boeken
ik wou dat ik meedogenloos kon zijn
de mens in mij waardeer ik niet
maar soms benijd ik hem
we zien de avond vallen
grijpen naar wat hangen blijft
in lucht of op papier, denken
dat we stemmen horen
en wanneer men zegt:
‘ik wil je wel’
uit men onzuivere kritiek
hoe meet je wat niet meetbaar is
leer je de taal zonder grammatica
hoe verhoudt zich wat nu is
geweest tot wat op til?
voorlopig sluipt de schaduw nader
achter onze rug kijkt het mooiste
ons na
PLEXUS SOLARIS
Iedere nacht buigt zich dieper de impasse
de stilte, de hoop op een beter
wat staat er nu nog op de kaart
het smulprogramma: wat adem van Adam
een spiegel waarin wat sproeten en verwijten
wat wasem en meer. Ik kan me steeds minder
excuseren voor wat ik af laat weten, adressen
afspraken, nummers waarachter nog maar
een enkele keer de eigen stem
ik verlies mijn zicht op de zaken
en de anderen waarvan ik te veel al
heb verteld en van gehouden
in de zon zoemen ze allemaal rond
allemaal rondom, mijn hoofd vol
prikkende insecten, zonnesteken
plexus solaris, kanker, steenbok, schorpioen
de tijd houd ik als een schuldbrief
tegen het licht; vooraleer de zomer
over neem ik een voorschot
op het donker
dokter, het licht in mijn hoofd is op aan het raken
dokter, ik spaar nog slechts, ik slaap slecht
dokter, van de nachten tap ik het gloeien
dokter, van mijn maan, planeten, mijn dromen
dokter, en van de dagen gebruik ik enkel wat ik nodig
dokter, alleen de stroom om door te komen
het voltage in mijn hoofd?
genoeg om aan te sterven!
wie wil me komen vertellen
wat ik al tijden wist
het vonnis:
DAT WAT IS
ik ben drager van de
allersterfelijkste ziekte
morgen moet blijken
of ik me heb vergist
OKTOBERINSOMNIA
vrij naar Raymond Carver
Geest kan in bed de slaap niet vatten, alleen wakker liggen
en gorgelen, luisteren naar hoe een onweersstorm zich
boven onze hoofden samenpakt, een aanval in petto
Geest wou dat Tolstoi hier was om zich te ontfermen
over geringe alledaagse dingen – drie druppels valeriaan
een glaasje rozenwater – wat dan ook, het doet er niet toe
Geest zou wat graag eropuit. Weg van hier. De paden op
de lanen in, de kou… whatever. Geest zou de mot uit z’n vacht
willen rennen, kranig op kop en in galop. Voor de kudde uit
van een stel armetierige dieren – blikkerende tanden
onder een blinkende maan. Niets achterlatend. Schaduw
noch bliksem op begane grond. Maar vannacht slaakt
Geest enkel en alleen een geeuw. Voelt zich een tikkeltje
overrompeld, lichtelijk onwel. Kruipt lui en comfortabel
terug in de leemte van zijn tanige vel
VINGERAFDRUKKEN DER NATUUR
Voor een moordenaar is ieder lijk visitekaart
zoals ook onze lichamen de kaartjes zijn
van een schepper die ons één voor één
op tafel legt
als bij een spel patience.
hij wint alleen maar
van zichzelf. En meent dat dit
genoeg bewijs moet zijn
geen twijfel speelt hem parten.
geen schaamte en geen spijt
dat er door hem zoveel
verloren is gegaan. Hij weet:
als hij opnieuw de stapel schudt
is alles weer van voor af aan
ZORG GOED VOOR JULLIE DODEN
Er zijn twintig woorden voor lachen
in het Chinees. Maar voor humor
is er geen een
Bob de hond van David
huilt in de nacht
als hij niet genoeg beweging heeft
de buren klagen: als de hond huilt
is dat een voorteken dat er iemand
zal sterven
David neemt zijn hond met de auto
uit rennen. Aan een lange kettingsnoer
om vijf uur des ochtends
de hond kan niet rennen en huilen tegelijk
bij het ontbijt klagen de buren als vanouds
David bijt snedig van zich af
hij roept: zorg goed voor jullie doden!
INNERLIJKE HEMISPHEREN
Zij zegt: de dood
is de moeder van het leven
licht in de duisternis
dat is het mooiste licht
goede wijn behoeft geen krans
maar het goede ik behoeft geen wijn
zoals Gabriel Kousbroek me zei:
“ik ben een slechte kapstok
voor mijn eigen jas”
het omvallen van een enkele eik
maakt meer kabaal dan het groeien
van een bos met duizend bomen
nu kunnen we terugbladeren
silencio? luister naar de muziek
telenet. delen met
nunc en nisi dominisi
sacerdotum sakkerju
alles is niks?
ik zal het leven niet vergeten
lazer op, Lazarus!
CTRL ALT DELETE
De oersprong is het oor
& in den beginne was het woord
om van de eisprong maar te zwijgen
we krijgen het koud
zijn al oud in onze jongste dagen
vragen nergens om
behalve einde
of een koude start
een nieuw begin
cut the crap
stilte zal komen
avond zal vallen
er is geen weg meer
heen noch terug
het venster klapt
de toekomst dicht
en elke tak torst
duizend bladeren
aaneen
A man once said: you’ll know the angels when they come. Cause they’ll have the faces of our children (Fargo 2)
TESTAMENT (VOOR EEN KINDERLOZE TOEKOMST)
Zijn er, als ik opsta
gedachten die ik niet begrijp
die geen begin hebben
geen eind, geen grond
om te bestaan, die komen
en die gaan als bogen
licht na regen
angst na angst
als vaderschap voor iemand
die onvruchtbaar is?
wacht, zeg je, wacht
maar ik heb geen geduld
de mooiste vrouw zweet
het beest bijt
het ideaal bouwt
een gevangenis
daarom, en omdat ik lach
en anderen huilen
of omdat ik huil
en ik jullie hoor
wil ik mijn bloed
in geen gedaante
horen kloppen
MIJN DOCHTER
vrij naar Weldon Kees
Mijn dochter hupt op haar skippy door de tuin
voedert de eendjes en de beesten in het hertenkamp
alsof zij alles in de hand
mijn dochter zegt: papa, maak je geen zorgen
spoken bestaan niet toch noch heksen niet noch tovenaars
en morgen breekt een mooie dag weer aan
mijn dochter wenst me welterusten
in het donker, kust me op mijn wangen
huivert in mijn armen
ik vraag me af wie het kind is dat wordt toegedekt
wiens droom het is die hier begint
ik denk: zal alles in het leven voortaan
omgekeerd zijn gang gaan
wat jong is ouder en wat groter klein?
veertig en door al mijn genen ingehaald
ik stop niet meer, ik breek niet meer
ik heb geen dochter
denk er ook niet aan
FIKKIE-AF!
I
Gevraagd wat hij zou meenemen
als zijn huis in brand zou staan
antwoordde Jean Cocteau:
‘Het vuur!’
II
Toen de rabbijn werd gevraagd wat het kostbaarste was
dat een mens uit zijn leven mee zou kunnen nemen
op zijn tocht van hier naar gene zijde, antwoordde
de geleerde bedachtzaam: ‘Het leven!’
AH POOK THE DESTROYER
Harry Smith – Fractal
De rest van de avond brengen Christian en ik door in zijn appartement in de Vereinsgasse in het centrum van Wenen (II Bezirk). Waar we luisteren naar door de dichter opgenomen colleges van Harry Smith, een protegé van Allen Ginsberg, aan het Jack Kerouac School of Disembodied Poetics in Boulder, Colorado USA. Christian trakteert op kleine zaadjes van de Baby Hawaiian Woodrose, waarvan hij thee heeft getrokken. Na enige keren te hebben gekotst, treedt er een grote luciditeit op in ons brein. We lachen, luisteren, vertellen, en zetten muziek op van de Beatles: Magical Mystery Tour en William S. Burroughs: Dead City Radio. De stem van Burroughs, the Mad Master, bezorgt ons de lachstuipen.
Ah Pook The Destroyer
prayer about (cosmic?) control
“Question: Who really gave their order?”
“Answer: Control. The ugly American. The instrument of control.”
“Question: If control’s control is absolute, why does Control need to control?”
“Answer: control needs time.”
“Question: is control controlled by our need to control?”
“Answer: Yes.”
“Why does control need humans, as you call them?”
“Wait… wait! Time, or landing. Death needs Time, like a junky needs junk.”
“And what does Death need Time for?”
“The answer is so simple. Death needs Time for what it kills to grow in. For Ah Pook’s sake.”
“Death needs Time for what it kills to grow in. For Ah Pook’s sweet sake? You stupid vulgar greedy ugly American death-sucker!”
Terwijl de dichter als een bezetene de ene na de andere pagina volkrabbelt in zijn rode Moleskine-notitieboekje, val ik rond een uur of vier uitgeput in slaap. Opgerold in mijn American Express-blauwe mummie-slaapzak. Een uur en een kwartier later word ik wakker van de telefoon die rinkelt en het antwoordapparaat dat na zes tellen aanklikt. Het blijkt de eerste respondent van onze Evil Doctors advertentie. De man, die de maximale drie minuten vol-lult, stelt zich voor als Bernd.
“Okay. Du bist also auch ein Freak. Auf die Gefahr hin, dass meine Aussagen jetzt gleich archiviert werden… Handelt es sich wirklich um einen Dokter, oder gehts darum, mit einer deutschen Punk-Gruppe verwechselt zu werden? Freude zu archivieren, Freude zu sampeln. Freude kennenzulernen.” De man laat twee telefoonnummers na, en sluit af op zangerige wijze: “Have a nice da-aaay!”
Een half uur later belt Bernd nog een keer. “Wenn jemand im Falter eine Klein-anzeige schaltet unter 0-24 Uhr, dann geh ich davon aus, dass ich innerhalb von drei Minuten Respons erhalte. Ich wuesste gern deinen Vornamen. Du kennst meinen. Ich bin 32 Jahre alt, strikt Heterosexuell, habe ein Kind, meine Frau will sich zum zweiten Mal von mir scheiden lassen. Ich bin einsam, ich bin verzweifelt. Ich war viele Jahre drogensuechtig. Schwerer Alkoholiker. Es ist Februar, ich hab drei Selbstmordversuche hinter mir dieses Jahr. Ich bin gespannt, ob du auf diese zwei Telefonate reagierst. Have a nice da-aaayyyyy!”
Christian belt terug, maar krijgt op zijn beurt ook weer een cassettebandje voor zijn kiezen. “Hier Christian, Evil Doctor. Entschuldige die Verspaetung.” Christian vertelt me hoe hij in visioen een schildpad de wereld op zijn rug ziet dragen. Het visioen culmineert in een stel wolkenkrabbers uit Manhattan die de schildpad op z’n rug torst, en die plotseling – als door een aanval getroffen – al vlammende in elkaar storten. “(…) und dann ist aus dem rücken von der schildkröte eine palme herausgewachsen, genau aus der mitte von ihrem rücken. und die schildkröte hat dann ganze welten am rücken getragen. das ganze meer war eine schildkrötensuppe, ohne daß die schildkröte deswegen tot sein hat müssen. es war nur eine nahrhafte suppe, und auf dem rücken von der schildkröte sind dann wolkenkratzer gestanden von manhattan, und ich hab auch gesehn, wie bei einer bewegung von der schildkröte diese wolkenkratzer einfach dahinsinken wie das flimmern von einer fata morgana.”
Dit alles vond plaats lang voordat 9/11 voorgoed de wereld zou veranderen.
Christian Loidl is helemaal zoals Arthur Rimbaud wilde dat een dichter was: un voyant. Een ziener, een magiër van zintuigen, syntaxis en performance. Loidl: “(…) als Kind wollte ich, dass die Welt so ist, wie ich siee heute sehe: nicht ohne Zauber.”
In my new book of poetry and prose, I would like to write a prose comment on the very core text of Magie im sinnlosen Universum, p. 101-103. If you will allow me to. Therefore I want to translate the text into Dutch, and publish it with my response in the book. Would you grant me permission to do so? If yes, do you have a document with the text that I could work with? Sorry if this is not a thing you are eager with. I will only do it when permitted. The text of Christian is, like the whole collection of Magie, a truly sublime gem. I am so happy with it. It nourishes my mind and heart more than anything I read so far this year. And perhaps for quite a longer time. I thank you for sending it to me. And for publishing the book. So fresh and brilliant it still is. It is full of Christian’s soul and splendour.
Grand merci! And loving regards,
Serge
magie im sinnlosen universum
ein philosophischer traum
die welt steht kopf: mein vater liest castaneda: das feuer von innen. “ein gutes buch”, sagt er, “wie geht´s dir damit?” “ganz unterhaltsam. außerdem sind´s tatsachen.” “hör auf”, sagt er, “es ist einfach gut erfunden.” “die kunst des träumens zum beispiel, die kenn ich aus erfahrung.” er hat mich vielleicht nicht gehört. er liest weiter. zwischen uns liegt noch ein buch auf dem tisch: naturphilosophie. ein symposion. “die meisten vortragenden”, so steht im vorwort, “bezogen eine mittelstellung zwischen stefanie werger mit ihrem glauben an eine gütige allmacht und jacques monod mit der lehre von der universellen ohnmacht.”
monods zufall und notwendigkeit ist mir mit achtzehn so in die knochen gefahren, daß ich überall nur mehr den tod und den blinden zufall gesehen und mir gewünscht habe, mein hirn schlucken zu können, um nicht mehr denken zu müssen. eigentlich dürfte es überhaupt nichts geben. daß es uns gibt, ist ein fataler zufall, den die allgemeine entropie bald genug korrigieren wird.
ich suche den abschnitt von monod.
“das weltall ist chaotisch und sinnlos. es besteht aus banalen oberflächen. wird eine oberfläche durchstoßen, erscheint eine andere banale oberfläche.”
ich merke, daß ich gelassen bleibe.
“es wird zeit, daß wir gehen”, sagt mein vater, “wir sind zu diesem symposion über naturphilosophie eingeladen.”
ich helfe meiner mutter in den mantel und erzähle ihr von monod.
“er schreibt: die welt ist chaotisch und sinnlos. was sagst du dazu?”
“das stimmt!” ihre augen leuchten. klar: monod gibt ihrer wirbelsäule recht, den schmerzen, die nicht mehr aufhören, den immer mehr auslassenden gelenken. meine mutter und ich sind uns ähnlich, wir haben im rückgrat die gleichen zwei vorspringenden wirbel, die gleiche senkrechte falte auf der stirn.
meine schritte federn, sodaß ich weite sprünge machen und schließlich fliegen kann, die bäume unter mir. soll die welt sinnlos sein – fliegen ist gut. sehr klein plagt sich meine mutter den lehmigen weg hinunter.
ich fliege über ein ebenes grünes feld. da geht mein bruder. er ist jünger, hat schon drei kinder, ist vernünftig und bibelfest. er schaut ein bißchen mißtrauisch über die schulter zu mir herauf, hinter der schulter sind mehrere wegweiser und verkehrszeichen. ich nicke ihm zu.
“jetzt kommst du bald”, sagt er, “zu einer grenze. da kann niemand hinüber. auch du nicht.”
der fluß ist vielleicht dreißig meter breit. die kiefern drüben haben kupferfarbene stämme, und die kronen leuchten frisch. mir fällt die geschichte von einer tibetischen yogini ein: sie muß auf ihrem weg durchs gebirge an einer überschwemmten schlucht die reise unterbrechen. in der nacht darauf träumt sie, daß eine weiße brücke über die schlucht reicht, und geht hinüber. am nächsten tag wacht sie samt gepäck drüben auf.
so träume auch ich, denke ich, und beim aufwachen werde ich drüben sein. und fliege ab.
als ich hinunterschaue, ist der fluß breiter geworden. so breit wie der ganges, dann ein see, der immer breiter wird – je weiter ich fliege, umso breiter streckt sich das wasser – und wird unüberschaubar. so geht es nicht.
wieder fällt mir jemand ein: ein bub, er war vielleicht vier. er ist mit seinen hippie-eltern im gasthaus neben mir am tisch gesessen und hat auf ein stück papier mit bleistift ein fünfeck gezeichnet:
“das ist das haus, wo die haifische wohnen. ich hab´s gesehen. in amerika. in der wüste. wie ich dortwar.”
“wie bist du da hingekommen?”
“sag ich nicht.”
“mit dem auto?”
“nee.”
“mit dem schiff?”
“nee.”
“geflogen?”
“nee. ich hab mich als vogel verkleidet, und dann war ich dort.”
auf einem algengrünen felsen sitze ich am fluß. von dort, wo ich gerade noch gestanden bin, winkt mein bruder her. steht da und kann nicht anders. der fluß ist wieder so breit wie am anfang.
“verwandle dich in einen frosch und tauch! es geht! ich zeig´s dir!”
er hüpft als frosch, so groß wie ein mensch, kopfüber ins wasser, schwimmt langsam als frosch herüber und taucht als mensch auf. seit wann, ich sehe seinen kopf als mein eigenes spiegelbild an, seit wann habe ich denn eine stehfrisur und bin blond, und die kurze nase –
wir sind im haus von jacques monod. “wir haben sogar noch zeit für einen tee”, sagt mein vater. ich ziehe mir die schuhe aus. der parkettboden im vorzimmer spiegelt. “tragen sie mir nur ja keinen schmutz in die küche”, sagt frau monod. ich muß fürchterlich lachen.
“wenn das ganze universum sinnlos ist – was wollen sie mit ihrer sauberen küche?”
(© Christian Loidl, 1987 / 2000)
Remembering a discussion I had
some time ago with sister Swantje Lichtenstein in Duesseldorf
Am listening again – by shere accident I thought – to one of my old magnetic tapes from the nineties. Sticking my ear and mind into that magnificent piece of literary audio-junk called Dead City Radio by/with William S. Burroughs. One of my favorite albums ever. My dear friend and poet Christian Loidl – today is his Todestag, so I now realize this fact is not so accidental after all – introduced me to this wizzard for the first time in 1995 in his flat in Vienna, Vereinsgasse. Where he – today seven years ago – flew out of the window after having taken an overdose of a rare Siberian mushroom.
“Dead City Radio” is a true gem of cut up poetry put to music in a most sensitive and workable way.
Question: “What are we here for?”
Answer: “We’re all here to go…”
The old magician gives readings from a variety of sources including “Naked Lunch”, “Interzone”, and “The Western Lands”. He invokes his vision in the name of Pan, god of panic; Ah Pook, the destroyer; and even Jesu the Christ. “Invoke” is the proper word, for this is a work of magic – be it black or white. Burroughs is weaving a vision. He wants us to peek through the chinks and see the monsters that lie behind the machinery of control – behind the great shining lies and the bounds of the Prometheus called Homo Sapiens. His objective is no less than a basic disruption of reality itself.
Zjivili to brother Chris out there in the realm of Ah Pook’s universe of Time.
Serge
Please try to see the video belonging to the Ah Pook The Destroyer prayer – about vain human longings for cosmic control in the reigning Realm of Ah Pook the Destroyer:
Ah Pook the destoyer, animation made for a text of William Burroughs Dead City Radio
The old magician with the incomparable creeky voice, gives and sometimes sings his ultimately grim and bitter spiritual readings from a variety of sources including “Naked Lunch”, “Interzone”, and “The Western Lands”. He invokes his vision in the name of Pan, god of panic; Ah Pook, the destroyer; and even Jesu the Christ. “Invoke” is the proper word, for this is a work of magic – be it black or white. Burroughs is weaving a vision. He wants us to peek through the chinks and see the monsters that lie behind the machinery of control – behind the great shining lies and the bounds of the Prometheus called Homo Sapiens. His objective is no less than a basic disruption of reality itself. If – somehow – humans would be prepared to rid themselves of their condition humaine for the benefit of a cosmic one, this would not necessarily make our universe a warmer and more pleasant place to find our destiny. Which is? To perish, and melt back into the pot that is permanently boiling on the stove of Ah-Pooks kitchen. What else to do but to cling on to the planetary lifeboats that were assigned to us by some cruel captain who likes to have it rough amidst the violent torrents of Time. If we want to get rid of the many biological boundaries and burdens of our human condition, we shall have to prepare for completely new ways of travelling. We shall have to be prepared to embark on a trans-dimensional voyage through unknown psysical realms, with the velocity of a gravitationless soul. What are we here for? We are here to go! We are here to go on a trip – peeking through tiny holes in the fence that marks the limit of our universe. We have to dive and dig deep, travel far and persist in our uncompromising destiny. So that finally we can find a way of opening up the protecting clamshell in which – at its very origin – our relentlessly self-sufficient galaxy was laid to grow. Like an oyster or a mussle, feeding upon the weak and salty glaze of its atomic fluidum.
Ah Pook – Maya god of Dectruction
juli 11, 2017
Categorieën: Uncategorized . . Auteur: Serge R. van Duijnhoven . Comments: Plaats een reactie