Afscheid van Brussel

Vandaag, 14 juli 2017, kwam de camion  voorrijden waaruit enige potige mannen stapten van het verhuisbedrijf Strang in Vught, die mijn huis aan de Kandelaarsstraat 23 in de Marollen, hartje Brussel, in no tempo leeg kwamen  ruimen. Ik heb er veertien jaar gewoond. Toen ik er introk, met mijn toenmalige echtgenote Anica Miloshevska, was het huis aan voor- en achtergevel van bodem tot dak bedekt met weelderige lagen klimop. Het huis dateert uit 1848, de straat is  veel en veel ouder, en staat al aangegeven op kaarten die dateren uit de veertiende eeuw. Het is een straat met denivele, hoogteverschil. Hij heeft een stevige helling, en het bovenste mondt uit in een stel stevige stenen traptreden. De straat is daarom niet alleen stil, hij oogt ook pittoresk en authentiek. Een beetje a la Montmartre.

Kandelaarsstraat Serge in de Kand Bart Azare1

Serge op de kasseien van de Kandelaarsstraat. Fotograaf: Bart Azare

Ik heb in dit huis veel meegemaakt. Veel beleefd. Ten faveure en ten detrimente. Ik heb er gelukkige jaren beleefd, en minder gelukkige. Ik vierde er de liefde, de vriendschap, het feest, het eten, zingen en pianospelen, de muziek en vooral  het Franse chanson.  Ik beleefde er jaren van delires en dronkenschap toen de schrijver Arthur van Amerongen in 2007 en 2008 mijn zolderverdieping huurde om er te werken aan zijn profetische boek Brussel Eurabia. Maar ik maakte er ook mijn scheiding mee, een periode van armoede en verval, van islamitische indoctrinatie, vereenzaming en uiteindelijk zelfs van een depressie die uitliep op een zelfmoordpoging. De stille kracht van deze stille straat, bleek  niet alleen maar een gunstige uitwerking op me te hebben. Ook mijn leven  kwam er stilletjes aan in tot stilstand. De optredens werden minder en minder in aantal, vrienden uit Holland kwamen steeds minder vaak langs, voor  de literaire beau monde uit  de  Grachtengordel was ik na zo´n twintig, eenentwintig jaren in Belgistan te hebben doorgebracht, op gegeven moment min of meer van de artistieke kaart verdwenen. Als er nog eens een artikel over me verscheen, werd ik steeds vaker een Vlaming of Belg genoemd. Dat ik niet uit Vlaams-Brabant maar uit Noord-Brabant (Oss) afkomstig was, scheen nergens meer opgemerkt. Ik begon honger te krijgen naar een mogelijkheid, om me weer wat meer naar het centrum van de literaire wereld toe te vechten. Terug terreinwinst te boeken. Mijn pittoreske stille straat, was wel een heel stille straat geworden.

Na de aanslagen van 22 maart 2016, waar ik  van nabij bij betrokken was toen ik  in de metro onder station Kunst/Wet op brute wijze tot stilstand werd gekatapulteerd en in het pikkedonker belandde, omdat een mohammedaanse zeloot gemeend had zich tot martelaar te  moeten maken door zoveel mogelijk burgers met zich mee de dood in te jagen, begon het me te dagen dat het wellicht niet onverstandig was om van woonst te veranderen. Hoofdstuk Brussel na achttien  jaren – met een lichte pijn in het hart – toe te doen. Een frisse start te maken, boven de open riolen die ik vroeger zo verguisde. Om als het ware Heim ins Reich te gaan dus.

Maar de verkoop van het huis liet op zich wachten. Ik leidde 150 gegadigden rond door mijn verdiepingen, die in 2011 nog op smaakvolle wijze waren ingericht door mijn toenmalige geliefde en designer Arlette van Laar. Lampen en gordijnen van Emmery & Company, een dromerige okerkleurige verf op de wanden, een bidbankje uit een protestantse kerk voor in de keuken, het hout vers gelakt, een parketvloer gelegd, het muffe jarenzeventig tapijt op de trap van de treden getrokken en de  vloeren  geboend. Het huis in de Kandelaarsstraat werd van een rommelig thuishonk voor een bohemien, een oogstrelend palazzo. Toch vond de ene gegadigde de trappen te steil, beklaagde een ander zich dat het huis geen garage had,  of geen kelder, of dat er een tuin miste. Anderen waren wel gecharmeerd van de sfeer die het huis ontegenzeggelijk bezat, maar ze waren toch ook een beetje beducht voor de leeftijd ervan. Een Italiaan die verliefd werd op mijn woning, liet zich finaal van de wijs brengen door een ingehuurde expert die het huis tot op de bodem begon af te breken. Dit en dat en zus en zo zouden hier niet deugen volgens de steeds strengere stadreglementen, er zat hier en daar wat vocht in de muren, de glazen annex van de benedenverdieping stond niet vermeld in het kadaster, dak moest node gerepareerd, en er waren wortelsporen van een berkenboom die zich in de loop der jaren in het cement van de schoorsteen had vermengd, etcetera. Weg liefde van de dolenthousiaste Italiaan, die niet de mankementen maar de ziel van het palazzo had ervaren. Magie verdwenen. Een nieuwe periode van wachten op mogelijke kopers begon. En in de tussentijd zat ik op de schopstoel, kreeg een duistere vorm van lethargie en somberte bezit over mijn ziel, en zakte ik gelijdelijk aan weg in een toestand die achteraf gezien enkel is te karakteriseren als een diepe, diepe depressie. Ik werd zelfs suicidair. Toen er eindelijk een jong koppel in de straat verscheen, dat net als de Italiaan amoureuze gevoelens voor rustieke palazzo scheen te voelen, was dat niet eens meer een mogelijkheid tot naderende verlichting of verlossing. Ik begon me in te beelden dat wat een Afscheid van Brussel moest worden, misschien ook wel meteen een Afscheid van het leven diende te betekenen. Toen ik werd geroepen bij de notaris, om er de voorlopige verkoopacte te ondertekenen in het bijzijn van het jonge Franse duo dat in mijn bibliotheek een praktijk wilde vestigen voor orthodontie,  voelde het alsof ik niets minder dan mijn eigen  doodsvonnis ondertekende.

Op 10 mei jl. was de innerlijke wanhoop tot zo een dieptepunt geraakt, dat ik geen andere uitweg meer zag dan de daad bij de al maanden steeds sterker wordende obsessieve gedachte te voegen. Ik nam een  overdosis slaappillen van het merk Nozinan, dronk twee flessen wijn leeg, schreef een afscheidsmail naar mijn uitgever en bezieler Vic van de Reijt van Nijgh & Van Ditmar, en legde me kalm en uitgeblust  op  bed, waar ik  nog een plastic zak van de Lidl over mijn hoofd trok. Mijn kat Kyra kwam ongerust kopjes geven en haar pootje tegen mijn gezicht wrijven. Ik probeerde haar gerust te stellen, door haar te aaien. Ik had vrede met de gedachte aan de dood, sterker nog: ik snakte ernaar. Verlossing van besognes, gedachten, schulden en de deprimerende gedachte dat het leven dat nog komen moest, toch niet anders zou worden dan een lange aftocht richting het lichamelijke, geestelijke en artistieke verval.

Het huis is leeg. Ook de bieb is leeg1

 

Het huis is leeg. Ook de bieb is leeg2

 

Het huis is leeg.Camion

 

Het huis is leeg.lift

 

Het huis is leeg.liftlight

 

Het huis is leeg.straatpatio

 

Huis is leeg.1

 

Huis is leeg2

 

Huis is leeg3

 

Huis is leeg4

 

Het huis is leeg. Kyra is wat verdwaasd

 

Het huis is leeg. Kyra is wat verdwaasd2

Brussel is een rivier die zijn monding en zijn debiet kwijt is. Wat er aanspoelt, resulteert in verloedering. Een verloedering, die in Brussel gedijdt als schimmel in een ruine en die alles verrot, alles bederft en aantast, en daardoor zijn eigen ondergang veroorzaakt. Deze stad staat geheel op zijn kop. De rechtvaardigen boeten voor de zondaars, de armen voor de rijken, de buitenlanders voor de inheemsen. De stad is geveld door de toekomst, die hier al aangebroken is als een doodsvonnis dat is volvoerd. Het kosmopolitisme heeft het provincialisme verpletterd.

Kandelaaarsstraat straatnaambord

Zo zag het huis eruit voor de verhuizers kwamen. Dit is een foto genomen door Theo Krijgsman:

Kandelaarsstraat zo zag het eruit foto Theo Krijgsman

In 2003 was de stad ons nog niet  beu. We waren nog steeds knap en geliefd : de mensen glimlachten op straat en keken om. In onze kamers was het kil, maar ze hadden de juiste verhoudingen, en er was meer dan een verwijzing naar een ander leven, vrij van de vertrouwde remmingen, een leven van een hogere orde, in dit grote laboratorium, dit merkwaardig surrealistische lustoord dat zich alleen voor jou ontvouwde.  We sprongen als vlooien van de ene tent naar de andere.

 

Kandelaarsstraat 19e eeuw laiterie

De Kandelaarstraat op het einde van de 19de eeuw. Vormt samen met de Tempelstraat, de Samaritanenstraat en de Duivenstraat een netwerk van straatjes dat reeds voorkomt op het plan van Deventer. Deze straten verraden door hun smalle breedte en hellend reliëf nog hun middeleeuwse oorsprong.

Kandelaarsstraat 19e eeuw vanaf beneden

Kandelaarsstraat 19e eeuw

Ik voelde me aangetrokken tot de surreeele, terloopse elegantie en het air van Brussel, aspecten die je meteen opvielen, de collage van statige, vervallen, grappige en mondaine dingen, het leven in de straten en het leven dat ontreddering en dood weerstaat.

De normale gang van zaken is dat je alles eerst van veraf ziet en dan van dichtbij. Brussel kun je echter  niet zo zien. Het is een nurksige, intieme stad, en daarmee bedoel ik privacy, gevuld met details van het leven, gevoelig voor stemmingen en verheven boven aanpassingen aan het individu. De stageaire, de parlementarier, de forens, de student, de immigrant : zij die Brussel bevolken zijn er heel vaak maar tijdelijk, op doorreis. Vrienden van me zijn hier op bezoek gekomen, verbleven enige dagen en nachten, maar konden geen vat krijgen op de stad. Een enkeling concludeerde boos bij zijn vertrek dat « Brussel hem had afgewezen ».

Brussel geeft zich niet gemakkelijk gewonnen. Het pronkt niet graag . Houdt zijn kaarten verborgen. Kijkt de kat uit  de boom. Het heeft een hekel aan pretentie en een grote bek. Het is allergisch voor ieder die het beter weet.

Haar kracht is verticaal, en dat wil zeggen diep.

Een stad die zo vaak van buitenaf is geregeerd, bezet, belegerd, gemeltraiteerd, verraden, kon geen sprankje illusie meer overhebben. Overdag was het er bedrijvig, als de zon scheen  was het er soms prachtig en lommerrijk. Na donker werd het sinister. Leeg, dreigend, verraderlijk.

 

Kandelaarsstraat boek over Marollen zw wt

Kandelaarsstraat brochure cover

Kandelaarsstraat Chez Jeanine jaren vijftig

 

Brussel was zo´n geweldige stad dat hij nooit op zou raken. In de Kandelaarsstraat waren we totaal in harmonie. Ons leven was als een enkel, welbesteed uur. Het geheim ervan was ons gebrek aan wroeging, aan zelfmedelijden, onze creativiteit en trots die maakten dat we onze armoede en ontberingen voor lief namen. We waren bereid de prijs te betalen van een bestaan in de groezelige boezem van de Brusselse boheme. De sleutel tot ons Brusselse geluk, was onze onstilbare honger naar de bronnen van het leven zelf. Onze souplesse, om ons aan te passen aan de vereisten en coutumes van een stad die politiek even verdeeld was als cultureel gefragmenteerd. We haalden de pin uit de granaat, en wachtten nieuwsgierig op de ontploffing. Verkneukelden ons bij het schouwspel, de felle lichtflits, de knal, het tafereel van de versplinterde explosie. We bezagen en bestudeerden het resultaat van onze handeling. De uiteengeworpen fragmenten van een tot ontploffing gebrachte leven dat net als het zonlicht in de rozetta van een kerk, op de vloer neerdaalde in multispectrale scherven van lich ten schaduw. Een betoverend arsenaal aan messcherpe kleuren. Wat we met volle teugen tot ons namen, in ons opsnoven, was de opwindende geur van vers tot ontploffing gebracht kruit. Het buskruit van het ware, grootse leven in een grenzeloos Hoofdstedelijk Gewest.

 

Kandelaarsstraat Chez Jeanine terrasje

 

Kandelaarsstraat arsons

 

 

De exquise geuren, de wanorde die mooi was, de nachten die nooit eindigden, je dagboek vol met ontmoetingen, diners, concerten, tentoonstellingen, voorstellingen, memorabele ervaringen en cruciale inzichten, dat alles creeerde in mij de warmte van een overrompelende liefdesnacht. Brussel. Dit waren uren, dagen, nachten, seizoenen dat je het leven letterlijk indrinkt. De kalme dagen, de camaraderie, de liefde die haar sporen nog verdiende en die je beleefde als een plechtig avontuur dat beantwoordde aan de verordeningen van een alleszins nobele ziel, de zon overdag en de belevenissen na valavond, dit alles loogde alle zorg uit ons. Liet ons tevreden achter. We waren personages in een toneelstuk dat we imiteerden en bewonderden. Het leven kon niet tegenvallen, de acteurs niet van het toneel verdwijnen. Het gezelschap kwijtte zich voorbeeldig van zijn taak. De voorstelling was in alle opzichten geslaagd, het theater van ons overprikkelde bestaan was echter en effectiever dan de rauwste vertoning op straat in de verarmde wijken van de binnensteden. We hielden stand, we floreerden, we genoten en leerden spelenderwijs wat het betekende om volwassene te zijn in een kosmopolitische stad met al haar scherpe randen, bittere schaduwen en talloze verlokkingen. The readiness is all, liet Shakespeare Hamlet verkondigen. En bereid waren we. Om tot het uiterste te profiteren van dit grenzeloze hedonistische bestaan, om tot in extremis tot dit opwindende grootstadse leven in te gaan. De drinkbeker tot de bodem leeg te slurpen. Dit waren uren, dagen, nachten, seizoenen dat je het leven letterlijk indrinkt. Dat we het leven letterlijk leegdronken. We voelden ons gepurifieerd. De dagen waren uitgehakt uit een steengroeve die nooit leeg zou raken. De vrijheid waar we gedurende onze jaren in Brussel op uit waren, was er een van zelfoverwinning. Het was geen  natuurlijke gesteldheid. Ze was alleen bedoeld voor diegenen die er alles voor over hadden, die zich realiseerden dat het leven daarzonder alleen maar bestond uit trek hebben tot je geen tanden meer had.

 

Kandelaarsstraat graffiti Bruegel

 

Kandelaarsstraat graffiti terminoideologica.bord

 

Hoe vaak kun je in een en dezelfde tijdsspanne de liefde van je leven beleven? De romantische, mateloze ziel beziet en beleeft iedere grote liefde, als de ultieme kans op geluk. Maar ook als de ultieme beproeving. De klap waarmee mijn meest recente relatie op de klippen liep, kwam ik niet meer te boven. Ik en Medina. Ik, Medina en haar zoontje Jonathan. De vervulling die mijn leven de afgelopen jaren eindelijk weer glans had gegeven, ontviel me met een daverende klap. De ondraaglijke stilte en leegte die op die klap volgden. Het gevoel van mislukking, falen, altijd weer te eindigen aan de zijlijn van het bestaan. De implosive van mijn leven, dat ik als ledig en betekenisloos ervaarde. We waren verloofd. We hadden grootse plannen. We hielden onze toekomst in de palm van onze handen. Wanneer de verlovingsringen van de vingers worden getrokken, op de grond worden gesmeten en met de paraphernalia van de grootse liefde in de prullenbak belanden, wanneer een Koppel dat zo hecht was en geloofde in de kansen die de liefde hen nog een keer bood, uit elkaar gaat: dan is het of er een houtblok wordt gespleten met een bijl. De twee stukken zijn ongelijk. Een ervan bevat de kern. De andere het gemis. De ene vangt het licht, en slaat dat in zich op. Om de boeken vervolgens monter weer te sluiten. De ander vangt de schaduw, en ervaart hoe de splinter van het houtblok zijn ziel in stukken kerft. Voor de ene is de ervaring van die grootse liefde een verrijking, voor de ander is en blijft het vooral een open wonde. Medina is er met het heilige deel vandoor gegaan. Zij kon verder leven, gedijen, tot bloei geraken, opnieuw gelukkig zijn en een leven verderzetten vol betekenis en genoegens. Ik bleef achter op het altaar, gehavend, getekend, bloedend en gewond. Alsof een leeuwin mijn bortkas open had gescheurd, en er mijn ziel uit had opgepeuzeld. Ik moest niet zeuren. Had gekregen wat ik had gewild. Toen ik mijn geliefde voor het eerst had gezien, in een serie op TV, had ik uitgeroepen: deze soevereine dame is de panter waar ik door verslonden wil worden. Aldus geschiedde. Mijn bede is verhoord.

 

Kandelaarsstraat graffiti terminoideologica

 

Kandelaarsstraat graffiti terminoideologica.senzafranco

 

Ik was een nieuw tijdperk in gegaan. Al wat tot het oude behoorde, moest worden begraven, weggedaan. Mijn verwondingen leken me voortekens. Ze markeerden mijn eerste echte vrees voor het verdere leven, voor de kwaadaardigheid die deel was van de sappen ervan, die niet te verklaren was, niet te genezen. Ik wilde mijn huis verkopen. Er was iets gaande aan alle kanten van mijn bestaan, ik begon het te zien op straat, het was als het donker, ik was me er opeens van bewust, als het komt, dan komt het overal. Het makkelijke deel van het leven was voorbij.

Was het dan zo makkelijk?

Het leven veranderde van een bovengrondse stroom met vele vertakkingen en een gezonde doorstroming, in een ondergrondse rivier. De bovenkant wordt lager, wordt nat, het water spoelt het donker in. De lucht wordt vochtig en ijzig, de doortocht wordt nauw. Licht, geluid is hier niet meer. De stroming glijdt nu voort onder grote, onbewogen platen van steen. Het stinkt er. Het water is zwart als het graf. Ik kan alleen maar zeggen dat je daar, op die ondergrondse rivier, zelfs met moed niet veel opschiet.

 

Kandelaarsstraat Inkymouth leeg

 

Kandelaarsstraat jaren vijftig Marieke

 

Terwijl ik  op de hoek van de Kandelaarsstraat stond, met drommen toeristen die er in het weekend passeerden, langs me heen strekeen, terwijl er bussen voorbij denderden, zei ik tegen Luigi: Het is afgelopen. Waarmee ik alles bedoelde dat me had gevoed, bovenal de stad buiten wier uiterste boorden ik een toevlucht had gevonden, nog steeds gevoelig voor haar aantrekkingskracht, nog steeds onder een hemel waarvan een uiteinde gloeide van haar licht. Er zijn steeds meer stukjes van de oever weggevallen. Tegenslagen, mislukkingen, aanslagen, verelendung, verloedering, verkommering. Dat waren de kale bomen in het Brusselse bos die alleen stonden en aan de voet waarvan op gegeven moment niets meer leek te willen groeien. Je kunt het emotionele bankroet uiteindelijk net zo snel en grondig beleven als het materiele dat je al zolang met zoveel kunst en vliegwerk hebt proberen te voorkomen. Het is een misvatting te denken dat je het echec (onheil), net als de dood, altijd wel een stap voor zal weten te blijven. Ons vermogen tot gedurig welvaren is, als puntje bij paaltje komt, even gelimiteerd als ons incasseringsvermoogen. Het reservoir aan mogelijkheden waaruit we zo kwistig putten als we jong zijn, blijkt allerminst oneindig. Wie rekent op een rechtvaardige balans, een gelijkmatige spreiding van kosten en baten, van voorspoed en misfortuin, komt bedrogen uit. Plotseling blijken alle rekeningen tegelijk te moeten worden vereffend. Raken schilden beschadigd, reserves geplunderd. Kloppen er niet alleen deurwaarders, maar ook allerhande karmische crediteuren bij je aan, bonzen op de deuren van je ziel. Je ziel raakt erdoor opgejaagd, en belegerd, net zoals de stad overspoeld wordt door de bedelaars en apatriden. Je kunt langzaamaan wegzakken in een misere die van de stad op jezelf is overgeslagen. Je vrijwel letterlijk opnknopen aan een melancholie die behalve van het stille en doodlopende straatje waar je woont, ook van je inwendige bezit blijkt te hebben genomen. Wijn, verhalen, verre en overleden vrienden, mislukte kansen, het geluk dat ik in mijn handen had gehouden en dat ik had laten ontglippen: ik was een man die met al zijn kleren aan in de stroom der dagen lag.

 

Kandelaarsstraat Je taime mon petit chat

 

Kandelaarsstraat Kapellenkerk

 

Een leven gedompeld in stilte, gemarineerd in wanhoop. De hoop op een beter, die alle nieuwe dagen wordt gelogenstraft. Een nachtmerrie, waaruit niet meer valt te ontwaken. Je bent een kritiek reactiepunt voorbij, waarop je zintuigen nog op de prikkels van buiten reageren. Je reservoir aan krachten waarmee je je tegen de aanvallen kunt verdedigen, is weggesijpeld. Weggespoeld, alsof er een stop is gehaald uit de bodem van je ziel. Je bent er absoluut van overtuigd dat dit je laatste dagen zijn. Je zal ze nooit meer terugvinden.

 

Kandelaarsstraat quartier Breugel

 

Kandelaarsstraat Sablons Tower

 

Ik was een en al romp geworden. Ik had geen kiel meer. Het roer was klein, het kompas op drift. Mijn ogen waren glazig, de vonk van levensenergie was eruit weggetrokken, het vuur was gedoofd. Zelf mijn libido liet verstek gaan. Ik was als een verslagen bokser, wachtend in zijn hoek op de genadestoot. Ik kon alleen nog plichtmatig glimlachen en praten, meepraten met anderen door hun laatste woorden te herhalen. Ik, die het leven zozeer had omhelsd en doorleefd, ik had geen puf meer. Het leven liet me in de steek met een trage, onmerkbare motoriek, als het tij waar je met je rug naartoe staat. Alle verdriet en geluk verdween, vervaagde, werd uitgewist tot niet eens meer de herinnering eraan resteerde. Ik werd van binnen uitgehold, mijn leven werd dag in dag uit bepaald en vormgegeven door een steeds pregnantere leegte en een steeds grotere alomvattende paniek. Het lukte me niet meer uit de put van de eenzaamheid omhoog te klimmen. Ik zonderde me steeds meer af. Meed gezelschap. Voelde me nimmer op mijn gemak als mijn isolement bij uitzondering eens werd doorbroken. De eerste gedachte die me bekroop bij eender welke ontmoeting was: hoe kom ik zo snel mogelijk van hem of haar af. Hoe kan ik mijn schamele wezen zo snel mogelijk weer toedekken met de mantel van de eenzaamheid. Ik probeerde vrede te hebben met de ondergang, die immanent leek. Waaraan niet meer viel te ontkomen. Ik had een puinhoop van mijn leven gemaakt, en mijn ik was onder meters puin bedolven geraakt. Ik kon me geen weg meer naar het oppervlak toe graven. De enige uitweg uit deze allerneteligste situatie, was de ontsnapping van de dood. De ultieme verlossing. Het vinden van de poort die me eindelijk naar het niets-oord terug zou voeren. De gedachte hieraan, bracht me opmerkelijk genoeg een vorm van rust. Soelaas. Er was een einde mogelijk. Al zou dat einde enkel gestalte kunnen krijgen in het schenden van een oeroud sacraal gebod. Gij zult niet doden, of het nu een ander of uzelve betreft. Het voornemen om dat poortje van de nooit-uitgang uit eigen beweging open te wrikken (de deur waarop niet voor niets een afgeragd bordje was bevestigd met de tekst Sans Issue, Verboden Toegang voor Onbevoegden), droeg ik in stilte met mee. Het voelde als het brandtouw dat ik om mijn middle had gegord, en waarmee ik ten lange leste in ieder geval uit het brandende gebouw van mijn bestaan zou weten te ontkomen. Het touw verborg ik onder mijn kleren. Anderen hoefden, mochten het in geen geval gewaar worden. De gedachte aan zelfmoord gaat met een beslist bewustzijn gepaard, dat wat je voornemens bent te doen een misdaad betreft. Een ultieme vorm van verraad, zowel aan jezelf als aan je naasten. De gedachte wordt een dwanggedachte, en de dwanggedachte wordt een gruwelijk geheim dat je in de rottende, pikdonkere stilte van je eenzaamheid hebt weggestopt, als een radioactief stuk plutonium die door criminelen is achtergelaten in een kluis.

Het is onmogelijk, ondenkbaar om dit verraderlijke geheim met wie dan ook te delen. De de zelfmoordenaar in spe is ertoe veroordeeld, zijn giftige voornemen in de donkerte van zijn kluis te laten stralen. Het is het sluitstuk van zijn eenzaamheid. De kluis bevindt zich helemaal in de kelder van zijn totalitaire isolement. Alleen jij hebt de sleutel, weet van het bestaan van die kluis.

 

Kandelaarsstraat station Kapellekerk

 

Mijn lichaam was min of meer hetzelfde gebleven, al werd ik dan wat magerder vanwege alle zorgen en verdriet, de structuur die dat lijf bijeenhield was aan het oplossen. Al de oude en onderling verbonden kennis, al mijn eruditie en mijn aanspraken op enigerlei mate van geluk, de invulling van de belofte waarin ik mijn hele creatieve leven had geloofd en waar ik op had gerekend, het begon allemaal te verdwijnen. Het voelde alsof de grote kamers van mijn binnenste het een voor een begaven. De ruimten van mijn leven vielen weg als een gebouw dat werd gesloopt. Mijn lichaam had zich tegen me gekeerd, de harmonie die daarbinnen ooit had geheerst, was verdwenen. Ik bleef achter in het huis dat al te koop stond. Als een schipbreukeling in een wrak dat bezig was te zinken. Alles in huis, leek te delen in een verlies. Ik voelde me steeds meer gescheiden van mijn bestaan. De aanwezigheid die de leegheid van de kamers en verdiepingen vulde en lichter maakte, zin gaf, die aanwezigheid was er niet meer. De simple hebberigheid waarmee je je vastklampt aan een liefde, een vriendchap, een vol leven met arbeid en betekenis, maakte me plots wanhopig. Ik raakte verdoofd. Een fatale ruimte had zich geopend, zoals die tussen een lijnschip en de kade, plotseling te breed om overheen te springen. Alles is nog aanwezig, zichtbaar, maar je kan het niet meer terugkrijgen. De tijd raakte verzuurd, stonk in zijn zakken. Ik had plannen, een beetje vaag, een paar afspraken op de lange termijn, maar niets wezenlijks meer te doen. Mijn blik bleef niet aan dingen haken, maar gleed ervan af als een stervend insect. Ik wankelde, zwaaide heen en weer tussen momenten dat ik geen enkele kracht had, geen denkvermogen, geen drang tot vechten, waarop ik het gevoel had dat, ach, kon men zijn dood maar als een fanaticus, een gelovige, tegemoet rennen, koortsig, bedwelmd, op die versnelde voeten die achter liefde aan rennen – en dan, in de kalmte van een vroege middag als ik een boek probeerde te lezen, was ik juist verzadigd van een allesoverheersende lethargie. Een berusting, dat de ondergang toch  wel zou komen en niet eens hoefde te worden bespoedigd. Op dat soort dagen wentelde ik me in een gedurige slaap die zich over vele dagdelen en nachtelijke uren uitstrekte. Als een insect dat zich verpopte, verscholen voor de gang van de wereld, in een cocon van zelfgesponnen zijde. De tijd tot stilstand gebracht, die donkere nis in de ruimte opzoekend, waar je je alvast onzichtbaar kon wanen voor het Oog van het Al.

 

Kandelaarsstraat straatnaambord Sainktmalot

 

Kandelaarsstraat straatnaambord twee talen

 

Ik arriveerde in Brussel toen ik negenentwintig was.  Mijn eerste decennium in de stad beleefde ik als dertiger. Dat gloedvolle decennium in je leven waar nooit een eind aan zou komen en waarin je alles kon wagen. In de Marollen ging ik op gegeven moment mijn middelbare leeftijd in, mijn dertiger en veertiger jaren, en die periode was er een van bloei en beloften die gelijdelijk aan transformeerden in verdieping en bestendiging. Maar op zeker moment toch ook in herhaling, verstarring, vertraging, verval. Mijn leven veranderde van een snelstromende beek, in een uitgestrekt meer, donkerder en dieper dan ik had gedroomd. Het werd van onderen gevoed door bronnen van een nog jeugdige bravoure en de bijbehorende ambities, fris en zuiver en beloftevol. Aan de oppervlakte, bij het afvoerkanaal, was het water troebel en al lang niet onbezoedeld meer .  Wie een monster nam, mat de toxische resten van een bandeloos artistiek bestaan en de sporen van een jarenlang veronachtzaamde grootstedelijke vervuiling. Was dit waar het frisse begin op uitgelopen was ? Een vergiftigd riool, gelijk de Zenne, dat omdat het nauwelijks nog gezuiverd kon worden, beter aan het oog kon worden onttrokken ?

 

Kandelaarsstraat trappen boven

 

Kandelaarsstraat vanaf halfweg

 

Alles heeft een cyclus, en ik wist dat ik het beste deel van mijn geluk al achter me had. Ik probeerde wanhopig te zinnen op manieren om me uit de neerwaartse spiraal te wringen. Ik  opperde het plan om te vertrekken. Een nieuw leven te beginnen, terug op mijn geboortegrond. De plenipotentie van een frisse start! Maar het op een finale wijze afbreken van een genesteld bestaan in een geliefde stad, is net als het afbreken van een gevecht, naar verluid, een van de moeilijkste operaties die er bestaan, en sommigen zijn er bedrevener in dan anderen. Het betekent vlak langs de afgrond gaan, de rampspoed net weten te omzeilen en op een haarbreed overleven. In Brussel heb ik mijn geluk maar ook mijn tegenslagen op mijn pad gevonden, en gezien hoe de dingen waar ik zielsveel van hield en die betekenis gaven aan mijn bestaan, een voor een in duisternis en ongenade vielen. Net als andere grote steden stinkt het in deze hoofdstad van Europa, naar de eindeloze cyclus van leven en sterven. Je komt tot het besef – niet meteen, maar pas als je je eigen sterfelijkheid kunt accepteren – dat leven en dood hetzelfde zijn.

 

Kandelaarsstraat.grafitti2011

 

Kandelaarsstraat.zwwit

 

Gebeurtenissen hebben hun uitnodiging nodig, desintegratie haar begin. De aanslagen van maart 2016. 32 medeburgers, die de pech hadden twee metrostellen voor de jouwe uit te reizen,  komen om. Jij overleeft. En meer dan dat : hun levens zijn in de jouwe gegraveerd. Je klautert in het pikkedonker omhoog, ruikt de geur van electriciteit en schroeiend vlees. Als je eindelijk weer boven op straat staat, niet ver van metrohalte Maelbeek, hoor je medepassagiers die abusievelijk de verkeerde schacht in zijn gekropen, om hulp roepen. Terwijl de rookslierten uit de luchtkoker dwarrelen. Met hun handpalmen proberen ze deb ijzeren roosters op te tillen. Ze zitten klem. Hun gegil achtervolgt je tot aan je huis. Tot in je slaap. Het is alsof ze in de dichtgemetselde kelder onder je woning, nog steeds nog steeds hun smeekbeden tot je richten. Je kunt ze niet helpen. Het sousterrain is al een eeuw geleden volgestort met puin. De vloeren zijn met tegels bemetseld. Waar eens het trapgat zat, is nu een duister rommelhok. Je slaapt met oordopjes in. Ook omdat de boiler van de buurman, dag en nacht lawaai maakt. Een sonore brom, die niet meer uit je buizen van eustachius verdwijnt. Die in de boeken van je bibliotheek doorresoneert. Die in de stenen fundamenten van je huis omhoog trilt. Je raakt het geluid niet kwijt. Het is er altijd, als een soort achtergrondruis van het heelal. Je creeert lagen van stilte in de stilte, ongeschonden stilte waarmee je de geschonden vorm probeert te bedekken. Alsof je een gewond lichaam wikkelt in het ene na het andere schone laken. Het gebrom blijft hoorbaar, hoezeer je het ook probeert te negeren of maskeren. De buurman ontkent dat het geluid van bij hem komt. Of ik hem en zijn huurder, niet meer wil lastigvallen. De loodgieter is langsgeweest, die kon geen brom meer detecteren. het is genoeg zo. Het geluid zit in uw hoofd, u bent gek, zegt de buurman. Soms kom ik overeind uit bed, midden in de nacht, en leg ik mijn oor te luisteren tegen de muur om te bepalen of de brom er nog is. Als het geluid me niet gek maakt, dan de buurman wel. Die huisjesmelker, die zijn woning in vier, vijf krotruimten verdeeld heeft die hij aan armoedzaaiers heeft verhuurd. Het huis laat hij  verkommeren tot een schimmige bouwval, het kan hem niets schelen. Je hebt een hele verzameling gebruikte oordopjes aangelegd, die je in slagorde gesorteerd hebt bovenop de eikenhouten kast in de keuken. In het begin speelde je kat nog met de kleine wassen bolletjes. Nu zijn het er teveel om nog interessant te zijn. Om echte stilte te verkrijgen, zul je moeten verhuizen. Dat ga je doen. Eigenlijk gun je het je buurman niet. Jij trekt aan het kortste eind. Het voelt als een nederlaag. Buurman steekt geen vinger uit, maar wint. Je broer zegt dat het hoog tijd is, om eieren te kiezen voor je geld. Trek je plan, laat je niet opnaaien. Ik knik als ik het mijn broer hoor zeggen.

 

Kandelaarsstraat1.1

 

KandelaarsstraatRue des Chandeliers.photo2

 

De schaduw van verandering en neergang, lag over alles. Mijn blik op het huis gaf een gevoel van droefheid alsof het ten dode opgeschreven was. Het leek leeg, het leek stil. Mijn geest, blootgelegd door de aanslagen en het tot stilstand komen van het stromende leven, was levend maar machteloos. Als een oester die uit zijn schelp was gesneden. Het huis was af, klaar, net als mijn leven hier. En als het huis gereed is, zeiden de Chinezen, komt de dood. School er noodzaak, school er waarde in de impasse waarin ik was aanbeland? Betrof het een onvermijdelijk parours dat moest worden afgelegd? Een levensles die node diende te worden geleerd? Heel het verleden, hield ik me voor, alles wat zo moeilijk was geweest, waarmee ik geworsteld had al seen reiziger met te veel koffers – idealisme, loyaliteit, vrijheidsdrang, prestatiedrang, ambitie, de hang naar liefde, erkenning, vriendschap, al je deugden, hebbelijk- en onhebbelijkheden – ze waren nodig om het parcours van zelfverwerkelijking te volbrengen. Ze zouden me in stand houden, in leven houden, ze zouden blijvend van belang zijn. En dan, een dag later, sloeg de ziekte weer toe. Het was , iets dat ik niet van eerdere episoden herkende, niet begreep. Opeens was ik nog nooit zo nerveus geweest, zo wanhopig, zo bang en depressief. Ik realiseerde me wat een de  zenuwinzinking was: wat een leven deed dat alle beheersing had verloren. Mijn borst deed pijn, mijn benen waren koud, mijn geslacht was verschrompeld en gevoelloos, ik moest voortdurend slikken, mijn geest draafde doldwaas door. Mijn enige contact met de buitenwereld, afgezien van de vage geluiden van voorbijgangers in de stille straat voor mijn deur, was het internet. Ik had niet de kracht, niet de lust om uit te gaan. De gedachte aan mensen maakte me panisch. Hoe vriendelijk of betrokken ze ook waren, het was of ze konden zien dat ik een patient was, iemand die levend uit een wrak was gekropen.

De verschrikkingen van de ballingschap, al was die dan vrijwillig. Van een bestaan in de coulissen. Wat in het begin nieuw was geweest, curieus, charmant, verhardt zich langwaam tot onhandelbaar leven, het lachen verflauwt, het is als een moeilijke school, een die nooit ophoudt. Ik herkende de dagen niet meer, ze waren zonder betekenis, gevreesd, alles gesloten als een boek. Ik was volkomen anders en alleen, een buitenstaander, een kreupele rekruut in de kazerne. Ik lag alleen in de lakens van het nog warme bed, de wil ontberend om op te staan en te douchen. De kou in, het leven. Alleen in deze stad, alleen op deze zee. De dagen waren uitgestrooid om me heen, ik had me eraan bedronken. Ik had niets gepresteerd. Hier leefde ik – veel waard was het niet. Niet zoals een leven dat was afgelopen maar echt iets had betekend. Als ik moed had gehad, als ik geloof had gehad, als ik toewijding had getoond in plaats van vluchtigheid en luiheid. Wij bewaren onszelf intact alsof dat van belang was, en altijd ten koste van anderen. We potten onszelf op. Wij slagen als zij mislukken, wij zijn wijs als zij dwaas zijn, en we gaan door, grijpen ons vast, totdat er niemand meer is – wij blijven achter zonder gezelfschap behalve God. In wie wij niet geloven. Van wie wij weten dat Hij niet bestaat.

De kalme stille lucht, het licht, vervulden me met een soort ontzetting, de vrees dingen te zullen zien die me te machtig waren. Ik had mezelf afgesneden van dit al, ik keek ernaar et een soort onverschilligheid, haat zelfs. Waarom moest wat ik had afgestoten zo´n pijn doen? Waarom zou ik er zelfs maar minachting voor voelen? Mijn geest raakte verdoofd. Ik probeerde nergens aan te denken, niets te zien. Alles was een bevestiging van dagen die waren voortgegaan, van onbeantwoord leven. Dat van mij was beland in een uitzichtloos bestaan, wanhoop.

 

 

KandelaarsstraatRUE_CHANDELIERS_PLAQ_660x660metlantaarn

 

KandelaarsstraatSuzanne

Mijn leven was bezig weg te spoelen, het viel uiteen, het dreef als papier op de stroom; ik had uren nodig die nuttig waren, werk, verantwoordelijkheid, een vrouw om van te houden en een kind om voor te zorgen. Ik had hoogdringend nood aan betekenis in mijn bestaan. Aan warmte, een vlot gesprek, intimiteit, lichtvaardigheid. Het brood des levens. Gedachten aan de ondergrondse rivier gingen door mijn hoofd, de tocht waaraan weinig mensen durfden beginnen, waarbij je alles op het spel zette. Tijd om het schip te verlaten. Het zinkt. Ziet niemand, dat het zinkt ? Red jezelf, nu je nog kan. Ga vlot van boord, verkoop de boel en laat je leven in Brussel waardig achter je. Kijk niet langer om, kijk vooruit. Je bent al aan de late kant. Het is bijna je ondergang geworden.

 

De verhuiswagen is net volgeladen weer weggereden. Het waren er zelfs twee. Een grote en een kleinere. Daarnaast was er nog een voertuig gehuurd, waarop  een ingenieuze lift was geconstrueerd, waarmee de piano, het grote houten bed en  de kasten via het raam naar beneden konden zoeven. Toen ik vanmiddag op straat stond en omhoog keek, zag ik de brokstukken van mijn voorbije bestaan die op het laaddek van de lift werden getakeld, schitteren in het zonlicht. Het huis werd geplunderd, in mijn eigen naam nog wel. Wat achter bleef was een leeggevreten karkas. Wow, dacht ik, de daimon van Medina was hier. En je hebt het weer zelf allemaal gewild en in werking gesteld.

 

Temidden van de verlatenheid van het  huis , waar de stilte nu voorzien is van een vreemd soort schallende echo, knipoog ik naar de Phoenix in keramiek, die is aangebracht op de achterste muur van mijn patio-terras. De rijk geornamenteerde Arabische voorstelling die is vervaardigd door ene Said uit Tunesie. De mythische vogel fladdert omhoog uit een kelk, rondom krioelt het leven, oleanders, hyacinthen, dahlia´s staan in bloei. De bloemen rijzen geopend ten hemel, de stengels krioelen tezamen rond de vogel en de kelk, en vormen de contouren van een sleutelgat-vormig schild dat met een vernuftig mozaiek vol klavertjes-vijf is omkaderd. De Phoenix blijft waken over het huis, dat ik nu verlaat. Ik kan deze kamers, deze verdiepingen en dit terras, die zoveel jaren mijn materiele fundament hebben gevormd, de grond van mijn bestaan, met een gerust hart achter me laten. Ik verlaat mijn stille straat, in het hart van de Marollen, niet horizontaal als een lijk op een draagbaar. Maar verticaal, als een mens met benen en voeten die hem verder dragen. Een andere stad en een nieuw leven tegemoet.

 

Kandelaarsstraatsvddoorbartazarebxl

Serge in de Kandelaarsstraat. Fotograaf: Bart Azare

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mijn seizoen in de hel

De gedichten en aantekeningen die ik maakte, in de maanden voor mijn zelfmoordpoging op 10 mei 2017 in Brusseel.

Geen luchtig spul, ze waren bedoeld als nalatenschap. Nu ik toch weer bij de levenden ben, na een tijdige interventie door mijn uitgever en bezieler Vic van de Reijt en de politie van de stad die in de ochtend van de elfde mei bij me binnenviel, zijn de gedichten eigenlijk meerendeels niet publicabel meer. Om ze toch voor Ah-Puk de Azteekse god van  de vernietiging te bewaren, publiceer ik ze hiermee op mijn weblog.

Lees hier ook het stukje dat Tommy Wieringa in zijn column van het Algemeen Dagblad op 26 mei schreef, naar aanleiding van zijn bezoek aan de psychiatrische kliniek waar ik na gevonden te zijn door de politie, gecolloqueerd ben geweest om weer tot bedaren te worden gebracht.

Bossche bollen door Tommy Wieringa

Kliniek No Passeran!

Bosche bollen

door Tommy Wieringa, Algemeen Dagblad,  26-05-17

De routeplanner wijst me via kleine weggetjes naar het psychiatrisch hospitaal op de heuvel. Ik passeer een brug die ‘Verbrande Brug’ heet. Al jaren zie ik de gelijknamige afslag even voor Brussel, en al jaren vraag ik me af wat die naam te betekenen heeft. Wie het opzoekt, leert dat de Spanjaarden de brug in 1577 in brand staken om de opmars van de Geuzen te verhinderen. Vandaag de dag is het een hefbrug over het Zeekanaal Brussel-Schelde met wat huizen eromheen. Aan de blinde muren is te zien dat die huizen ooit aan andere huizen vaststonden, maar alles eromheen is weggebroken omdat de overheid een zogenaamd uitdovingsbeleid voert – bewoners worden uitgekocht en de huizen gesloopt. Industrie moet er komen op de rechteroever, zodat het kanaal breder moet. Café Trésignies is al gesloopt. Frituur Maritime is dicht, buiten staat een broodautomaat.
De brug over en dan een paar minuten heuvelop, daar hebben ze mijn vriend een tijdje opgesloten omdat hij zich van het leven heeft proberen te beroven. Voorjaar, alles begon opnieuw, maar zijn laatste avondmaal bestond uit een doosje pillen en een fles rode wijn, waarna hij op bed ging liggen met een plastic zak over zijn hoofd. Het laatste wat hij voelde was zijn kat die zijn hand kopjes gaf.
De politie vond hem de volgende dag. Zijn nog levende lichaam verdween in een isoleercel, waar hij langzaam naar het leven terugkeerde.
Twee tassen heb ik bij me, een met boeken en een met eten. De eerste omdat hij erom vroeg, de tweede omdat ik diep van binnen een Joodse grootmoeder ben die meent dat elk probleem met eten kan worden opgelost.
Het hospitaal is een wereld van deuren. Ze gaan uitsluitend op aanvraag open en vallen automatisch achter je in het slot. Ook mijn vriend verblijft achter een zware deur. Hij ligt op bed, ik zie zijn voeten door het raampje. Ze komen in beweging als ik aanklop en ik omhels mijn levende vriend, zoveel beter dan de kus op het koude voorhoofd van een dode vriend.
Hij ziet er moe uit. Zijn kamergenoot, ook een gefaald zelfmoordenaar, breekt zijn nachten in duizend stukken met zijn gesnurk.
We gaan naar buiten met een doosje Bossche bollen. Er is maar één vrouw tussen de mannen, iedereen rookt. Mijn vriend wijst me de isoleercel waar hij de eerste dagen verbleef, een raampje hoog bovenin liet licht van buiten door. De afdeling lijkt op een slakkenhuis. De binnenste winding van het slakkenhuis is de separeer, en wij zitten in de buitenste winding, waar weliswaar meer bewegingsvrijheid is, maar die van de buitenwereld is afgescheiden door een hoog hek. Achter een raam zit Alan Ginsberg met zijn hoofd te schudden.
Een jongen met een muts op en oortelefoontjes in komt bij ons staan. ‘De moleculen van het metaal staan zo ver open, tegenwoordig’, verklaart hij. ‘Dat komt door alle elektronica. Het expansieprobleem wordt te diep gezocht.’ Hij pauzeert even, en zegt dan: ‘Zo zit dat eigenlijk’.
Sommigen verblijven al dertig jaar op dit narrenschip, zegt mijn vriend. ‘Wat nu als ze mij hier ook zo lang houden?’ Ik stel hem gerust, gekte en levensmoeheid zijn niet hetzelfde. De Bossche bollen zijn een beetje gesmolten onderweg, hij veegt zijn chocoladevingers aan mijn zakdoek af.
‘Weet je’, zegt hij, ‘dat Ionesco ook dood wilde? Cioran belde hem elke dag op en zei: “Dat heeft geen zin, dat kan altijd nog”. Ze zijn allebei een natuurlijke dood gestorven, bij mijn weten.’ Hij staat op. ‘Kom, ik laat je uit’.
Als ik het terrein af rijd, staat hij achter het hek en steekt zijn vuist in de lucht. No pasaran. Ik zie er leven in. Leven en een natuurlijke dood.
– Tommy Wieringa. Bezoek aan Serge van Duijnhoven in de St Alexius Kliniek, Grimbergen, bij de Broeders van Liefde, 16 mei 2017.

 

Zauberspruch
LeukMeer reacties weergeven

Opmerking plaatsen

Reacties
Jo Govaerts
Jo Govaerts Blij dat je er bent, Serge!
LeukMeer reacties weergeven

 · Beantwoorden · 

2

 · 26 mei om 9:06

Verwijderen

Serge Van Duijnhoven heeft geantwoord · 1 antwoord
David Van Reybrouck Privé
David Van Reybrouck Privé Blijf nog een beetje, lieve man. Schrijf nog enkele van die gonzende volbloedverzen van je.
LeukMeer reacties weergeven

 · Beantwoorden · 

4

 · 26 mei om 10:04

Verwijderen

Serge Van Duijnhoven heeft geantwoord · 1 antwoord
Ljad Creyghton
Ljad Creyghton Het is goed zo.
LeukMeer reacties weergeven

 · Beantwoorden · 

1

 · 26 mei om 22:42

Verwijderen

Nelly Biessen
Nelly Biessen Ik kijk uit naar je mooie gedichten!
LeukMeer reacties weergeven

 · Beantwoorden · 

1

 · 27 mei om 10:03

Verwijderen

Gundalyn Hemmink
Gundalyn Hemmink Leef dit bizarre leven, dappere man 💚
LeukMeer reacties weergeven

 · Beantwoorden · 

1

 · 27 mei om 18:45

 

Rozette.Catedral de la Luz Mallorca. Serge van Duijnhoven 2014

 

HET VERDWIJNEN VAN HET IK

toverspreuk om zich onzichtbaar te maken

 

LUCHT DOOR DE HUID LATEN LOPEN

STRIJK VIJF VINGERS DOOR MIJN HAAR

NERGENS DOET HET NOG PIJN

RECHT DIE STROOM VUL

DE BEDDING MET WATER

LAAT MAAR LOPEN

NIETS GEHOORD

NIETS GELOOFD

KLAAR NU MET HET KLAGEN

HERKEN JEZELF AAN JE ZANG

WEES WIJS WEES WEER OPEN

WIJS DE WEG EN WEES WEG

 

 

 

 

Verzin nu maar een spreuk

om jezelf onzichtbaar te maken:

dat het ik uit zichzelf naar buiten kan springen

dat het zicht zich vanzelf kan vergeten

dat de ramen en deuren wijd open

en je mond voor een hap frisse lucht

leg je ogen teneer en je onrust

te rusten, adem diep in

en vergeet wie je was

ben maar stil word weer mooi

drink flink maar blijf sober

leeg die bekertjes water

tot op de bodem

wees weer fris

van de lever

schijn helder

ben bedeesd

vers als het slachtvlees

rul als ongekuild gras

recht je rug, borst vooruit

werp je vulpen in de vlammen

en je boek in het vuur

schijn nog even heel fel

smeul niet te lang na

wees niet bang of bedroefd

weet wie je bent, vergeet

wie je was; niet een feniks

die herrijst uit de as

maar een pit die kittig

en puur niet anders kon

dan op te vlammen

in de kern van

het vuur

 

ik                                            de

open                                       deur

de                                           opent

deur                                       mij


 

HET NULDE UUR

 

“Hoe weet ik of gehecht zijn aan het leven niet een illusie is? Hoe weet ik of de mens die bang is voor de dood geen verdwaald kind is dat de weg naar huis niet meer kan vinden?”

– Tswang Tse, Innerlijke geschriften

 

“Ik, dolende ziel

met asiel hier op aarde

 

ik, scheepje met zijn

bestemming in zicht”

 

 

Doof die te felle lamp in je hoofd. Zet de rust aan van buiten

hoor wat blijft fluisteren, bladeren, ademen in stilte

 

wat blijft koeren in duiven, kwaken in kikkers

bruisen van leven. Zweer af de prietpraat

 

laat varen de wind. Hoor de wijs van het leven

laat zijn wat wil wezen. Verwelkom wat gaat

 

wees langzaam, geduldig

door vogels gezongen

 

 

een lied dat na dralen  zijn stem heeft gevonden

bereik wat je bent: een straal

 

die na een zoektocht door het duister

uiteindelijk weer uitkomt bij de plek

 

van het vertrek. In het dagende besef

dat al wat leeft moet sterven

 

en dat wie sterft niet zomaar in het niets

verdwijnt. Maar terugkeert

 

naar huis

 

 

 

“(…) eine nacht schlafen, und

das haus steht nicht mehr.

 

der himmel und die sterne sind

ein tierfell, und auf dem fell

liegst du, geboren

zur sprache.”

  • Christian Loidl

 

Reis op reis

reis ik in tijden

binnen de tijd

 

achter mijn ogen

wis ik voor een ogenblik

de wereld uit

 

schuif ik de ramen

en kozijnen wijd open

in de kamer van mijn slaap

 

weg met die bedompte

welkom frisse lucht

laat de wind door

 

mijn vertrekken

waaien

weg met dat gordijn

 

ik klim naar buiten

dag sikkeneurige oude wereld!

dag klaploper van de innerlijke hemispheer!

 

dag lastpak van een stoffelijk bestaan!

ik verlaat dit huis in deze stille straat

verlos me van mijn schulden

 

geef Leenheer Tijd zijn kwijting terug

ik vertrek nu naar een klare plek

waar al mijn beste vrienden zijn

 

een oord dat ik vanuit de verte

wel kon zien maar bij leven

nog niet zuiver kan zijn

 

 

Aprillicht

 

– Middag! – de bladeren spitsvormig in de kogelboom –
verplaats me in het licht in beschutte lagen waar
mijn kindertijd goed scheen tijdens lange
voormiddagen en waar veel nog misschien

 

de boom was de kamer en uit het licht in de bladeren
straalde mijn plek in een warm welkomgeheten
het viel me te binnen hoe dicht ik daar met mijn gezicht
de liefde op de huid heb gezeten. Boze oma zonneschijn

mijn hoed

 

die nog bij walter aan een haakje hing
tersluiks draaide ik me om en zocht beschutting
onder een vliering: uit een raam halfhoog
wierp een oudere brokjes brood
naar duiven die ik nergens zag

 

vrij naar Christian Loidl

 

 

HEMELRIJKSE WAARD

 

Ik ben een nu al dode boom

in het wassende water

als ik leven geef, is het na mij

ik verglij met het getij

 

spreek niet omzichtig over mij

dood hout hoort van nature

thuis in de rivier

het verrijkt het leefgebied

 

van vissen en insecten

die zich verschuilen tussen

wortels en takken

het vormt een koraal

 

voor ongewervelde diertjes

en planten in het water

zoals kokerjuflarven

vlokreeftjes en eendagsvliegen

 

draadalgen en kiezelwier

in nevengeul en dode arm

spoelt water viefer

door de trog

 

larven, kreeftachtigen

driehoeksmosselen

hechten zich aan het hout

en filteren het water

 

maar de rivier is al te recht getrokken

teveel kronkels zijn eruit verdreven

waardoor het water te snel stroomt

en het leven verdwijnt

 

 

 

EEN STAPJE VERDER

 

Het leven heeft tot doel

ons met het uiteindelijke

verlies ervan te verzoenen

in dat opzicht is mijn bestaan

ondanks zijn echecs

uiteindelijk niet ongeslaagd

de missie is voortijdig afgebroken

maar de bestemming

is volbracht

ik heb me met mijn vergankelijkheid verzoend

het lot een handje geholpen

de tijd wat versneld

bij leven al onzichtbaar

ga ik gewoon een

stapje verder

 

 

VERONTSCHULDIGING

 

Het proces van verontschuldiging

dat mijn psychiaters hadden uitgestippeld

is voor mij uitgedraaid op een

misrekening

ik kan schuldvrij komen

maar enkel door de bodem weg te trekken

onder mijn bestaan

wie aan zijn kunst bouwt

vernietigt zijn huis (Campert)

ik raak alles kwijt

wat mij vertrouwd en dierbaar is

met de akte van verkoop van mijn huis

ben ik de executeur gebleken

van mijn eigen ondergang

ik heb een onbedoelde

reductio ad absurdum

in gang gezet

mijn karmische crediteuren

kloppen een voor een bij mij aan

de bedoelingen waren goed

maar de uitwerking was roekeloos

de prijs van mijn verontschuldiging

blijkt net zo hoog te zijn

als de pacht die ik Leenheer Tijd

verschuldigd ben voor de prijs

van mijn bestaan

 

Ik onttrek me aan de klauwen

van een nakende ondergang

door me op het hakblok te leggen

van een heidens altaar

waar ik mijn ziel laat verdwijnen

in de vlammen van

een onblusbaar

innerlijk vuur

 

 

 

 

Tennessee Williams: “Leugenachtigheid bepaalt het systeem waarin wij leven. Drank is een van de twee manieren om eraan te ontsnappen. De dood is de andere.”

  1. Scott Fitzgerald: “Eerst neem je een borrel. Dan neemt de borrel een borrel. Vervolgens neemt de borrel jou.”

 

UIT DE MOND VAN EEN VRIEND IN PORTUGAL

 

“De Zeedijk was de plek van mijn jeugd

daar werd ik gepokt en gemazeld

ik was jong, knap en verslaafd

de wereld was mijn oester

een dag niet gescoord, was een dag niet gelachen

vroeger wilde ik er best dood gevonden worden

nu niet meer, de stad is veranderd

en nu ben ik nuchter

saai hoor, een leven zonder roes

het is moeilijker het beest te kooien, dan het los te laten

ik zit liever in mijn zandbak met een schepje en een emmertje

eenvoud is het kenmerk van het ware

spijt is wat de koe schijt

ik heb een springerige geest

zeiden mijn vrienden

ik vond school een hel

terwijl ik heel leergierig ben

ik ga dan ook nooit naar klassereunies

liever naar een begrafenis of een gezellige crematie

mijn vader zei altijd: de hond die je gebeten heeft

moet je ook weer genezen

ik heb meer van honden geleerd dan van mensen

zij genieten van hun leven en helpen mij

door mijn duistere perioden heen, zij bieden troost

ik hoop dan ook dat ik reincarneer als hond

ik ben niet bang voor de dood

het kan nooit veel slechter zijn

dan het leven”

 

 

 

TOXIC SOLDIER

 

In stilte en achter de schermen

werken de geheimagenten

van mijn bewustzijn

aan de onttakeling van mijn brein

 

voorwendsels, drogredenen

provocaties

ondermijningen van het ik

ontberingen, tegenslagen

 

listen, leugens en bedrog

malheur en misere

leningen en schulden

charges, frontaal en

 

vanuit de flanken

schimmels en scheuren

in de muren en de wanden

gerommel en krampen

 

in mijn ingewanden

picures, pillen en

injecties, infecties

dechirures

 

crisis in alle innerlijke

hemispheren

het zelf ontbindt

vertrouwen slinkt

 

het libido verschrompelt

het lichaam stinkt

bevingen tot op de bodem

van mijn ziel

 

de psyche piept en kraakt

het ego wordt belaagd

mijn wezen vereenzaamt

mijn zelfbeeld vervaagt

 

reductio ad absurdum

het geheel ligt aan flarden

de toekomst in duigen

en mijn iele rest

 

op apegapen

niets kan het verval

nog stoppen, behalve

dit besluit: de stop eruit

 

spoel de badkuip maar schoon

laat dit gifbad zich maar legen

moge dit zieke en moe-

getergde kind door het putje

 

verdwijnen, een kwestie

van hygiene en rigeur

een reiniging van alle

malheur

 

leg alles te ruste

werp je boeken

in het vuur

spoel je ziel in de Tijd

 

spreek de slotformule uit

tover met je laatste woorden

leg magie in de strijd

beheers de kunst

 

van de onzichtbaarheid

pas op de plaats

ik laat mijn dochter

verder dansen

 

deze dichter

danst

niet

meer

IEDERS NAAM IS IK

 

Ieders naam is ik

en mijn ik is aller

ogen ik ga terug

naar het voorgeborene

 

zwem met de stroom mee

van de Tijd. Ik werp me

in de waterval

voorbij het leven

 

ik adem in, ik adem

uit, mijn pad

komt tot een eind

ik laat mijn ik

 

hierbij los

“hanging on to

yourself can’t

be done”

 

 

HOE HET ERUIT ZIET ACHTER JE OGEN

 

Hoe het eruit ziet

achter je ogen

de essentie van je geest

is intrinsiek helder

 

helder is leegte

en uit de leegte

komt alles voort

wees subversief

 

ondermijn de bouwstenen

van het zijn, betreed

de avontuurlijke dimensie

bedenk: geen mens

 

heeft god ooit gezien

wij zijn allen zondaars

en ook de zoon van god

was a son of a bitch

 

wees bereid te sterven

om het leven te begrijpen

droom en word wakker

realiseer je en zie

 

met je ogen wijd

open wie je

in dit leven

was

 

 

 

 

HET BOEK VAN MIJN LEVEN

 

Ik gooi het boek van mijn leven

in het vuur en droom

mijn droom teloor

 

ik dwalende die de weg kwijt

ben, wil uit het zicht

ik snak naar overzicht

 

raak alles kwijt

hecht blijkbaar niet meer

aan het leven

 

maar het leven

ook niet meer

aan mij

 

ik laat mezelf

met dit doek vallen

kus de aarde en mijn

 

geliefden vaarwel

 

 

 

‘Voor zelfmoord is het nooit te laat

maar bijna altijd te vroeg’

  • Hanny Michaelis

 

BOUWMEESTER

 

Ik, als bouwmeester

van mijn eigen bestemming

wens mijn ziel te rusten te leggen

ga schrijlings het leven uit

 

en dat met al degenen

in mijn genen die hun waar

zo sprankelend aan het oppervlak

hebben gelegd

 

mijn dochter, die ik nooit

zal leren kennen en die

waar Dichters dansen niet

haar sporen op

 

het podium verdient

ik verdorven ziel

draag de spore in mij

van een dwaas

 

die zwaar ontspoorde

in zijn zoektocht naar

het licht dat – dacht ik –

het mooiste scheen

 

vanuit de duisternis

 

 

 

DE WEG IS VOORUIT

 

Ik ben als de komeet

die zichzelf te vroeg

verschroeid heeft

in zijn staart

 

onzin zegt men

de tijd is aan je zijde

tel je zegeningen

adem diep en leg die

 

rare kronkel recht

houd een heldere geest

en wees wakker

komt tijd, komt raad

 

toon je kunst

om de aflijvige

weer tot leven te wekken

maar ik ben een genre dichter

 

dat al zo lang dood is

dat diens graf bij leven

reeds te koop staat

ik dool op aarde rond

 

als gruis in de kosmos

de weg is vooruit

schreef W. Elsschot

welnu, ik duik de verte tegemoet

 

het duister in – oh paradox –

op naar het Licht

the road is calling

zingt Jimmy Cliff

 

there are many rivers to cross

gelukkig zijn er

nog vele oevers

om bij aan te spoelen

 

 

 

EEN OGENBLIK LANG

 

Een ogenblik lang

het eigen uur laten gelden

 

je kan de engel zijn

in het binnenste van mijn aderen

 

je kan de demon zijn

aan het einde van mijn ademen

 

ga! naar het niets-oord terug

naar het niets-oord terug

 

toe maar, ga maar

keer maar ruggelings

 

en tegen de keer

terug naar het oord

 

van het niets

 

 

 

 

IK WIST NIET

 

Ik wist niet dat ik je al

toebehoorde als

moed en geluk

die op de punten van mijn

 

schoenen dansten

toe, wees mijn hete bad

wees het schuim in mijn kuip

wees je handpalm op mijn huid

 

dat ik de stilte zag

je warmte greep

en in de warmte

van het niets

 

nog een keer stil

heel stil schreeuwde

en toen fris

en weer heel was

 

 

 

DE SLANG

 

Opgelost mijn zelf

in deze huid

waarin ik slang was

en waaruit ik weer

 

opstond

in een kronkelende

paringsdans

waarbij ik onder een

 

strooien hoed

licht

voor een vrouw

verzamelde

 

 

 

 

WONEN IN WEIDEN

 

Wonen in weiden

in autogeluiden

 

in het bonken van

de boiler bij de buren

 

in de steengroeve

aan de andere zijde

 

van de rivier

waar niemand gaat

 

behalve het licht

 

 

 

 

PILOOT

 

Altijd piloot willen worden

to be a man of the sky!

een vent zonder aanknopingspunten

die met zijn handen en voeten

 

ruggelings kan zwemmen in de lucht

het pakt met de slaap

is dieper gelaagd

dan het vlak in het vlees

 

het rund in de kudde

graast vlakbij

in een droom

in mijn slaap

 

het vliegen geleerd

van de oever der oevers

weggezwommen

de oever van de oevers

 

bereikt

geen aap, geen paard

brult of hinnikt

op het koele moment

 

veelvoud gebroken

je spel is doorzichtig

omdat je zo koud doet

ben je nog niet sterker

 

omdat je niet huivert

zie je nog niet meer

je spel is doorzichtig

een wieg van dood

 

een graf van steen

it may be the woman of bones

it may be the body

of wounds

 

ex nihilo nihil fit?

uit het niets

komt alles

voort

 

het niets is

de tombe, de tombe

the womb

de moeder van je geest

 

is de leegte

keer terug

naar de bron

van het niets

 

 

 

 

 

SCHOONHEID

 

Giet jij regen

in het hof

van mijn slapeloosheid

 

waar het lof

neerbuigt en ritselt

in de wind

 

vermeng me met

de wolken, gestalten

van geen stemmen

 

is schoonheid een toevalsprodukt?

schoonheid is een kwestie van tijd:

hoe lang houd ik

 

mijn adem in

 

 

 

NIEMAND ZAG OOIT GOD

 

Je viste op drooggevallen grond

ving daarna van voren af aan

 

een droom in de ochtend

en de dag daarna:

 

hoe lang de nacht?

je faalt het kan je maar

 

meer nulvoud geven

al gaat de hemel

 

kopje onder

niemand zag ooit god

 

en het nieuwe

kent niemand

 

OP EEN MORGEN DIE NIET AANBREEKT

 

Op een morgen die niet aanbreekt

naar het licht

 

het hart te heffen

als een hamer een aambeeld

 

mondje toe

spreken voegt niets toe

 

voor de rest

ligt alles open

 

licht werpt overdag

wellicht een ander licht

 

op de zaken als een

des nachts geopend boek

 

steeds sta ik versteld

wat taal vermag

 

hoe ver de woorden

reiken metaforen

 

dragen alle dingen

verdwijnen

 

 

WIE NAM ZIJN HEMD

 

Wie nam zijn hemd

en glipte uit zijn huid?

 

wie warmde op de noordpool

nog zijn hand?

 

gaat niet elke stap

op chaos geschoeid

 

houdt toeval niet alle

laarzen in de mars

 

hebben de gift van

ruimte en dagdroom

 

ook niet over mij

het niets uitgesproken?

 

ademruimte

wierp dromen over me

 

uit, een luchtgeschenk

een nog preciezere

 

ademruimte

mijn dag, mijn jaar

 

mijn voorbije tijd

mijn voortijdig einde

 

met mijn ogen maakt

mijn vriend zijn

 

venster open

zo ziet hij wat

 

een vriend zijn is

 

 

HET LICHAAM LIGT STIL

 

Het lichaam ligt stil

in de slag van zijn schaduw

en het leven is mij toegenegen

 

het houdt hier en nu nog even

zijn verrotte adem voor mij in

jenseits des atmens

 

plaatst het leven zich

buiten gevecht

zoekt het dekking voor

 

de schaduw van zichzelf

aan deze kant (van de adem)

raakt de bangerik vroeg of laat

 

alsnog aan zijn slagschaduw gehecht

het is wat het is die loense ploert

die men het leven noemt

 

en met een schuin oog

naar zijn tronie lonkt

het eigen gezicht

 

raakt gewend aan het donker

het ziet zichzelf in een spiegel

en het schrikt

 

of wordt verliefd

maar nimmer, bij nacht niet

noch bij ontij, toont het

 

zijn ware gezicht

 

 

IN ONBESTEMDE TOESTAND

 

In onbestemde toestand

in bestemde toestand

aan de andere zijde van de helft

 

op de grens van het nu

en het nooit

een ogenblik lang

 

het eigen uur laten gelden

de engel zijn in het binnenste

van je aderen

 

de demon zijn aan het einde

van je ademen

keer terug naar het niets-oord

 

waar niets is alles wat er is

en alles niets

waar nul ook oneindig

 

maar nooit het begin

het lichaam legt zich neer

het oor legt zich te luisteren

 

niet spreken! Zonder een oor

niet spreken zonder gehoor

keer terug naar het niets-oord

 

naar het oord van geen licht

zonder ogen, verken weer

de leegte. Vergeet je gezicht

 

aan die andere kant van de adem

raak je vanzelf aan niets meer

gehecht dan het niets

 

 

GEEN LIEFDE

voor Medina

 

Geen liefde die niet naar zijn einde bewoog

geen leven dat niet in een boog

 

zijn weggetje liep rondom de dood

geen liefde die niet naar haar

 

nulpunt snakt

geen liefde die dat nulpunt

 

niet voor immer rond

zijn vingers wond

 

als een verlovingsring

vol beloften in een

 

doosje verpakt

geen liefde die in aanleg niet

 

in aanleg niet pril

geen liefde die geen aanloop

 

behoeft

niet naar steeds hogere

 

horden zoekt

 

geen liefde die alle dagen

fris weer aan de start

 

geen liefde die op weg naar de finish

niet plat op haar gezicht

 

en haar zicht verloor

op het parcours

 

op einde en begin

laag of hoog

 

geen liefde die niet gaandeweg

de lijnen verschoof

 

geen liefde die niet ook

ruggelings over het water vloog

 

en toen weer met de buik omhoog

kon zwemmen in de lucht

 

 

 

EN ER VALT OVER HET LICHT

 

En er valt over het licht

wel wat interessanters te zeggen

 

en er valt over de duisternis

wel wat lichters te zeggen

 

maar over de werkelijkheid

valt niks te verzwijgen

 

noch te veinzen

de werkelijkheid faken

 

is gevaarlijk

aan werkelijkheden valt

 

feitelijk niet te tornen

wie de werkelijkheid in twijfel trekt

 

speelt met de dood

het is de dood

 

en anders niets

die bepaalt wat er werkelijk

 

bestaat en wat niet

CATARACT (eeuwige staar)

 

Ziezo! Benut nu maar je knekels

en toon maar wat je al die tijd

 

wel in je had maar onderdrukt

en toon maar wat je onbenut

 

liet en zing maar het lied

dat op jouw lijf is geschreven

 

(of schreef je het zelf?)

en dat nu hoe dan ook

 

het liedje is van jou

Ziezo! Had je maar die paar

 

handige handen

niet die twee linker

 

en dat engelengeduld

van je pa

 

die zoveel met je te stellen had

toon maar, zoon, hoe lang jij het nu

 

volhoudt en of je het ueberhaupt kan

wat je ueberhaupt zijn kan

 

of niet

 

 

 

NIEMAND ZEGT NOG GOEDEMORGEN

 

Niemand zegt nog goedemorgen

deelt in goedertierenheid

 

excelleert in het voorbije moment

welke dromen zijn het waard

 

verder gedroomd te worden

alles herinnert aan de staar

 

die nu al maanden

in je ogen staat

 

dat nare vooruitzicht

op je allerlaatste

 

ogenblik

het dak is geen dak meer

 

het huis is een schedel

met twee holle kassen

 

broeinest van anaconda’s

die uit de eierschalen

 

van het oogwit

tevoorschijn barsten

 

op zoek naar prooi die zich

laat vangen in de valstrik van

 

het licht

die stroper die ons in zijn bundeling

 

verblindt en met zijn dwaalsporen

ons in zijn richting lokt

 

jagen wij op het licht

of jaagt het licht op ons?

 

is er sprake van een zoektocht

of een executie?

 

vinden wij verlichting

of trappen wij in zijn val?

 

is het een eerlijke deal

of slechts misleiding?

 

ik stel me de vraag:

hoe betrouwbaar

 

en onbaatzuchtig

is het licht?

 

ik weet het niet

 

 

 

AAN JORIS

 

De leegte slokt mijn leven op

het gat dat gaapt

tussen mijn wezen en jouw dood

is niet geslonken maar vergroot

2 meter zijn gegroeid tot twee

decennia. De caesuur

is geen lemmet maar

een hakmes gebleken

dat marsdiep sneed door onze ziel

ik reed. Jij stierf.  Knie tegen knie

een omgekeerde conceptie

de kuil slokt steeds meer in zich op

de zwaartekracht neemt toe. Lichter

wordt het niet. Wel later. Sinds

de crash loopt alles blijvend mank

de breuk die door het leven slingert

je afwezigheid die uit zijn voegen barst

er loopt een crack up van die auto

naar mijn hoofd. Deze gruwel, mijn beste

werd geen van ons beloofd

 

 

DARK MATTER (ER IS IETS WAT JE VERGEET)

 

Er is iets wat je vergeet: gratie

je moet in je kracht gaan staan

tijd voor een frisse staat

traject: ontschuldiging

 

ik ga het gif uit mijn lichaam

proberen te krijgen

de samenstelling analyseren

en het zelf herkallibreren

 

vertel mij hoe de hazen lopen

maar: kun je van een mateloos iemand

een matig persoon maken?

mijn glas is technisch leeg

 

leef al jaren alsof iedere dag

mijn laatste is

“wat had je er zelf nu bij te winnen

door je met al die schuld te beladen

 

al die jaren. Wat leverde het je nu op?”

goeie vraag

met de schuld en met de rouw

heeft ook de angst de rest

 

van mijn leven beheerst

een onaangenaam gevoel

van hitte die in vlagen

op kan komen zetten

 

een beetje zoals ik me voorstel

dat opvliegers moeten voelen

voor vrouwen in de overgang

een verschroeiend gevoel

 

dat me bij de keel grijpt

en dat vanuit een peilloze diepte

aan komt zetten

vanuit een Cimmerie die

 

onder de bodem van de ziel

verscholen ligt

donkere materie die zijn zwaartekracht

doet voelen in de ruimte ver daarboven

 

de schuld, de schaamte, de pijn

zijn de enige

diepere waarheden

de echt diepere lagen

 

glimlach naar je angsten

wij zijn elkaars perfecte les

jouw links is mijn rechts

dit is wat er was

 

 

VOOR MEDINA 

 

Zul je weten liefste dat

als ik niet zoals jij

negen maal tien jaren

worden zal maar eerder ga

dan jij, dat jij de laatste ster

 

zult zijn die mijn geest

nog ten tonele voeren zal

op de finale drempel

tussen aarde en heelal

wees verzekerd, lief

 

indien mijn adem stokt

en ziel vervliedt

dat jij tot aan mijn laatste

snik mijn grote liefde was

en ik, zo hoop ik toch

 

jouw prins die met zijn tong

voor jou zijn minnezangen zong

en die, indien hij eerder gaat

dan jij, dat niet zal doen als fielt

of schoft omdat hij jou verlaat

 

maar slechts uit hoffelijkheid

in de hoedanigheid van vazal

die de route vast voor je verkent

en er zeker van wil zijn dat hij –

eens de stonde aan zal breken

 

dat ook jij ter sterre varen zal –

met een zwier daarboven

als eerste de deur voor

jou persoonlijk openen zal

op die finale drempel

 

tussen aarde en heelal

 

 

 

Tony Bennett: Life will teach you how to love, if you happen to live long enough

 

DIE GLIMLACH

 

Die glimlach van het lachebekje

is een elastische echo van een

belaagde en getergde ziel:

weerbaarheid

 

jij ziet er iets gemaakts in

maar dat is omdat je zelf

maar met moeite in staat bent

om welgemeend te glimlachen

 

probeer het eens

op dat gebolsterde vizier

en toon je tanden

niet om te bijten

 

maar te lachen

blijf waardig, word rustig

word eerst maar eens aardig

dan word je vanzelf ooit gelukkig

 

liefste, ik smeek als een monnik

beducht voor het leven

ik smeek je op mijn knieen

gun onze liefde

 

na alle dwaasheid

al is het maar

voor even alsnog

een nieuw leven

 

WIE VAREN WIL ZIJ ONVERVAARD

(DOCH WAKE VOOR GEVAAR)

 

De zuurtegraad van je kilte

brandt gaten in de bodem van mijn ziel

ik voel mijn reservoir beetje

bij beetje wegsijpelen

 

geduld is een schone jeugd

in zeven havens wacht de schipper

op schepen uit de zeven zeeën

die er vroeger een waren

 

wee wie ooit zinderend van ziel versmolt

wee wie ooit zoals de wereldzee verdroogde

de teugels vieren, trossen los

het schip zal varen

 

en ik, ik zal je midscheeps

treffen

maar wens je

een behouden vaart

 

 

 

DE DOOD IS EEN LEEUW

 

De dood is een leeuw die eet van de ziel

dankzij Medina heb ik de dood

in mezelf kunnen proeven

geen fijne ervaring

 

de leeuwin heeft precies zoals ik het me

in het prille begin ook voorstelde

mijn ziel verschalkt. Dus:

ik moet niet zeuren

 

nieuwe adem, nieuwe luchten

nieuwe kansen in dit leven

ik ben nu genoeg

door de mangel gehaald

 

maar het leven is wat het is

en de dood faalt nooit

 

 

AAN MEDINA

 

Je kunt me wel uit je leven bannen

maar ik smeek je nog dagelijks om vergeving

kus de ring van onze verloving

ho’oponopono in de praktijk

 

i am sorry, please forgive me, i love you, thank you

de liefde uitwissen met haat

is een duivelse daad

van hoogverraad

 

ik zou mn leven voor je geven

jij wilde mij niet

ik jou wel

le reste est pour le ciel

 

 

 

 

 

DE VIVE VOIX

 

Tu parles de vive voix

en zeg het luid en duidelijk:

de enige zaligheid die we

op aarde kunnen beleven

 

is rampzaligheid

geluk is een hysterische

illusie (dixit Vlatka Simac)

wie wikkelt wie in wiens web?

 

 

HEB DE IMPERFECTIES LIEF

voor Arlette van Laar

 

Toe mijn lief, heb de imperfecties lief

ze zijn de kieuwen van het leven

laten we elkaars oprispingen vergeven

bijeenvegen wat ons bijeenhield in dit leven

 

laten we nu niet meer mokken

over onze tekorten uit het verleden

noch over de toekomst die we

nu al moeten vrezen

 

laten we niet boos zijn maar vrijgevig

er is genoeg voor iedereen

om niet lang weer hongerig

te hoeven wezen of alleen

 

toe mijn lief, laten we de momenten

behouden dat we oprecht maar naïef

van elkaar hebben gehouden

laten we elkaar niet vervloeken

 

maar prijzen om onze gaven

laten we de strijdbijl begraven

ons aan de mede van

het heden laven

 

toe mijn lief, zeg me nog eens:

ik ben je paling in het groen

zeg me nog eens: we gaan

het alles nog eens overdoen

 

toe mijn lief, geef me dan nog

zo’n allerlaatste zoen

bemin je naasten en je vrinden

en heb je nieuwe liefde lief

 

met pit en passie als destijds

ons ongerief, maar zeg me nog

eens: ik ben je apocrieve lief

en heb voor altijd voorts

 

ook onze imperfecties lief

 

 

‘Wanneer de doodskaart bij tarot opduikt, betekent ze niet de dood zelf, maar een fundamentele verandering in het leven. Ze symboliseert transformatie. Soms is de dood de dood niet. Was het Paulus niet die zei: ‘ik sterf dagelijks’? Dat doen wij allemaal toch?’ – (Donna Tartt)

 

Wedijver der private organismen (II)

 

Het leven is veel ingewikkelder dan we dachten

we zijn aan verschillende onverzoenbare machten

ten prooi. Niets komt terecht, niets is terecht

en wat je verdient heeft er niets mee te maken

 

ons leven is even eindeloos

als ons gezichtsveld grenzeloos

de hypothese van de onsterfelijke ziel

helpt ons niet aan wat men ermee wilde bereiken:

 

het helpt ons niet een raadsel op te lossen

het eeuwige leven, mocht dat al bestaan

is net zo raadselachtig als het tegenwoordige

“niet hoe de wereld is, is het mystieke, maar dat zij is”

 

aldus Ludwig Wittgenstein in zijn

Tractatus Logico-Philosophicos (publ. 1922)

die eindigt met de beroemde aanmaning tot zwijgen

“de dood is geen gebeurtenis in het leven”

 

interpreteert Willem Frederik Hermans

in zijn vertaling met nawoord in de Revisor (1974)

de dood beleeft men niet. Als je onder eeuwigheid

niet oneindige tijdsduur maar ontijdelijkheid

 

verstaat, dan leeft hij eeuwig die

in het heden leeft. De mens is beperkt

in zijn mogelijkheden, maar juist

‘in der Beschränkung zeigt zich der Meister’…

 

niet de dood is de mensenlijke conditie

maar wat de mens in het vooruitzicht

van die dood doet

met zijn leven

 

De Revisor. Jaargang 1(1974)
Ludwig Wittgenstein Tractatus Logico-Philosophicus Vertaald en van een nawoord en aantekeningen voorzien door W.F. Hermans

 

 

DU SOLLST DEIN LEBEN AENDERN

 

Hoe ga je te werk

om niet te hervatten

in het drinken?

staande oefening

stap voor stap

als een boom die van nature

zijn postuur bepaalt

komt tijd, komt raad

u bent uw gedachten

niet – observeer! U

hebt altijd een keuze

à tort et à travers – volhouden dus

word u bewust van uw lichaam

oordeel niet

laat uw emoties los

beschouw van verre

uw schaamte

houd een heldere geest

en wees wakker

accepteer wie u bent

opdat u kunt veranderen

 

Scene III Akte I Othello, Shakespeare (vertaling H. Bouazza):

Roderigo:

‘Ik zou een sukkel zijn om verder te leven als het leven van-

af nu een marteling is. Als de dood onze dokter is dan heb-

ben we maar een recept en dat is sterven.’

 

IN AL MIJN DROMEN

 

In al mijn dromen zijn er deuren

en ramen die gesloten zijn

en die ik probeer

open te wrikken

 

voor de ramen zit vaak een gordijn

dat ik wil openschuiven

ik ruk eraan

er gebeurt niets

 

hoe hard ik er ook aan trek

ik blijf dromen

van het uitzicht

de kunst is het om de aflijvige

 

weer tot leven te wekken

in Rusland zou men zeggen:

zulke woorden zijn met een hooivork

in stromend water geschreven

 

aan de barman van café Scheltema  vraag ik:

waar haal jij je goede zin vandaan?

hij zegt: je bent het succes

van jezelf

 

ik droom alleen van wat ik

van verre schijnen zie

ben ik de killer van mijn vriend?

heb ik de geschiedenis die ik studeerde

 

in proprie delicto kunnen betrappen?

ben ik een goede detective geweest

in mijn eigen policier?

heb ik van pijn honing kunnen maken?

 

ik heb me bekwaamd in de verlatenheid

wilde zoveel  leven

dat ik (leven) tekortkwam

ik vlamde, vliedde en vervloeide

 

ik bloeide open, schroeide dicht

geef me meer van dat!

het licht. En lucht

Luft musst’ mann sein

 

niet meer zo moe

nooit meer zo moe

 

 

 

GET UP AND RISE
voor Evi Smet

 

Homeless Jezus slaapt
opgerold in zijn slaapzak
in een Antwerpse boetiek
morgen is de dag van zijn
herrijzenis. Op de stoepen
liggen parafernalia van zijn
queeste: een afgekloven hamburger
een opeengeveegd muggengordijn
een onzichtbaar stuk spacecake
overige regalia zijn verborgen
in de laden van een keukenkastje
dat onder een lantaarnpaal geduldig
op de vuilniswagen wacht
badzout, zeep en tandpasta
keurig ingepakt voor een rituele
reiniging van lichaam en geest
de tocht voert door de stad
van oost naar west, van
Cafe Stop
(waar je blijft plakken)
via Cafe Post
(waar je wordt doorverbonden)
naar Cafe Zero
(waar de nacht wordt volbracht)
we schudden handen met de jarige
die in besloten kring zijn paasfeest viert
zijn geen ongenode gasten meer
worden welkom geheten
we gaan op in de muziek
dansen, vervloeien in het
fluidum van de nacht
we deinen en bewegen
mee met de rhythmus
van flux en reflux
komen en gaan
het ritme van get
up and rise! van tintelend
bloed en bierpoep
die plakt op de vloeren
de tijd die in extase
even stil komt te staan
tot het uur is aangebroken
om weer verder te gaan
frisgedanst en als herboren

twee vissen die weer

teruggeworpen worden

in de vloed van het bestaan

op weg naar het station
komen moslims tezamen
voor het ochtendgebed
in een felverlichte moskee
een jongen loopt een eindje
met ons mee, hij is zijn
vrienden kwijt maar
geen nood want (roept hij):
“Christus is herrezen”
en warempel, de thuisloze
heiland in de tombe van
zijn slaapzak blijkt met

huid en haar uit zijn
portiek op te zijn gestaan

 

  • za 15/zo 16 april 2017, Antwerpen

MORTU TOMBU MIYI°

 

Life is all about missing the point

to hit the target behind your back’

 

 

I

 

Het laserkanon voor de nachtclub

tast naar het aangezicht van God

in een duister dat niet pluis is

 

de nacht zakt weg tussen de

donkere kussens van een

regenachtig wolkendek

 

een ongewassen maan

heeft vingerafdrukken

op het glas-in-loodraam

 

van de hemel laten staan

naar de buit wordt gezocht

van de dader ontbreekt

 

verder ieder spoor

boven onze hoofden

ontsteken donder en bliksem

 

een knetterend vuur

regenvlagen slaan met

hagelstenen op het aard-

 

oppervlak neer

de onweersgoden hakken

erop los met hun karwats

 

de hemelen in de hens!

magazijnen geladen

geweer op de schouders

 

richten, vuur!

wat er verloren is beslaat

voor mijn gevoel een

 

veel groter volume hier

dan alle spullen die in boxen

op elkaar gestapeld staan

 

in verhuisdozen

van de firma Licht Loidl

Abeling & Zonen

 

vier euro wordt er beloofd

per doos die in goede staat

wordt teruggebracht

 

nu ik op het karton

de woorden lees

is het alsof ik

 

voor het eerst besef

dat ik nog leef

ergo dat dit alles is

 

wat er van mij resteert

qua schoon gewicht

en overschot:

 

huid                                       huis

huid       x      huis

huid                                       huis

 

 

* Zegswijze op Haïti, lett.: ‘de zaak is voor mij gestorven en begraven’

 

II

 

waarom de ene wel

de dans ontspringt

de ander niet?

 

een antwoord is

er niet

er ís geen reden

 

alleen het Lot

dat het heelal bestiert

volgens de wetten

 

van de willekeur

met een hand die nu

eens streelt en

 

daarna slaat

om zo de weg

te wijzen in de chaos

 

Fortuna die net zo blind

haar tarotkaarten legt

als Justitia haar

 

gewichten in de

schalen van haar

kosmische Balans

 

het aardse Gerecht

zijn wij: die opgediend

als amuse-gueule

 

niet meer dan een hapje

zijn voor Vishnu

Ahpoek’s lekkernij

 

ik heb, zegt men, in feite

nog geluk niet zeuren dus

een levensbron

 

die dempt men niet


 

III

 

‘om pijn te dragen moet je zingen’

zei je altijd, ‘er lucht aan geven

want lucht is het belangrijkste’

 

de lucht wordt nooit ouder

de lucht heeft geen leeftijd

de lucht is bescheiden van aard

 

de lucht is geduldig

de lucht heeft nooit haast

en toch komt de lucht nooit te laat

 

de lucht velt geen oordeel

de lucht heeft geen spijt

de lucht kent geen schaamte of haat

 

de lucht bezit geen lichaam en ook geen gelaat

en nooit heeft de lucht het benauwd

en nooit krijgt de lucht het te kwaad

 

‘lucht moest men zijn

lucht moest men zijn

niet meer zo moe

 

nooit meer zo moe’

 

 

 

 

 

tekening: Nazar Honchar


 

 

  • Mortu tombu miyi = zegswijze op Haiti, lett.: “de zaak is voor mij gestorven en begraven”. Het was tevens de titel van een cyclus uit de dichtbundel Falsche Prophezeiungen (edition Selene 1994) van de Oostenrijkse dichter Christian Loidl, die op 16 december 2001 op 44 jarige leeftijd overleed toen hij uit het raam viel van zijn Weense appartement – een dood die veel gelijkenis vertoont met de wijze waarop de Tjechische schrijver Borumil Hrabal om het leven is gekomen. Hrabal zou te ver uit het raam hebben geleund toen hij een merel hoorde zingen onder de vensterbank van zijn kamer in het Praagse hospitaal waar hij wegens een drankprobleem werd verzorgd. Ook Chris – die Hrabals stamkroeg geregeld bezocht – heeft de betovering ervaren van een vogel die vanaf de binnenplaats van het huizenblok in het grauwe tweede Bezirk (de oude joodse wijk) zijn vleugels wilde uitslaan.Op de een of andere manier, schijnt de dichter gehoor te hebben gegeven aan het indringende imperatief dat hij bij monde van een spookachtige stem liet oprijzen aan het eind van zijn laatste dichtbundel met cd: Kleinstkompetenzen; Erinnerungen aus einer geheimen Kindheit (edition Selene 2001): ‘Luft müsst mann sein/ Luft müsst mann sein / Nicht mehr so müd / Nicht mehr so müd (…)’ in het Nederlands: ‘Lucht moet men zijn… Lucht moet men zijn… Niet meer zo moe… Niet meer zo moe (…).’ Een dag voor het fatale ongeluk plaatsvond, had Chris me nog een boodschap gestuurd waarin hij melding maakte van zijn nieuwe emailadres: ‘airpoet@.gmx.at’ De symbolische betekenis hiervan begreep ik pas weken later, toen ik de Oostenrijkse hoofdstad bezocht om deel te nemen aan een herinneringsnacht die naaste vrienden en collega’s voor de overleden dichter hadden georganiseerd. Na het beklimmen van de afgesleten stenen treden in het trappenhuis van de Vereinsgasse 2, viel mijn oog op het blauwe naamplaatje dat was bevestigd aan de gelakte notenhouten deur van het verlaten appartement waar ik zo vaak had overnacht. Ook hierop stond dat intrigerende woord: ‘airpoet’. Het plaatje betrof een souvenir dat Chris had meegenomen tijdens een van zijn talrijke reizen door Litouwen, waar ‘airpoet’ simpelweg ‘airport’ (vliegveld) betekent. Mijn verdriet smolt als een brok ijs voor de zon, toen ik besefte dat mijn vriend was opgegaan in de lucht waar hij zo wijselijk over had geschreven en zo dichterlijk naar had verlangd.

 


KATJE MIN, KATJE WEER                                                                                      ‘Time is the slaughterhouse of the universe. (…) The price of every life is death.

– Lydia Lunch

 

 

Tweespalt heeft het bestaan

tot in de kiem gespleten

 

en al wat krioelt gebeten

met de giftand der tweevuldigheid

 

und alle Fleisch

es ist wie Gras

 

de woekering gaat voort

de dood groeit als een foetus

 

in de baarmoedercellen van

al het aardse, ondermaanse

 

kon ik maar leven in het vacuüm van de tijd
de klok stilzetten, momenten laten duren
maar het leven kolkt verder en voorbij
zoals het vliedende water in de rivier
je kan de tijd niet beetpakken

als een kat bij de staart

 

hooguit loslaten; hoe?

door ons ijl

 

en ijzig te maken

(zero + drie kelvin!)

 

of vurig als de sterren

die ons omringen?

 

hoe krijgen we er grip op?

leven we er in en niet er naast?
het heft is immer boven

onze hoofden geheven

 

kop eraf voor wie al te ledig

doodstraf voor wie al te laf

 

of traag. En ook wie vlucht

krijgt eerst de volle laag
de moslims zeggen:
‘de tijd is als een sabel

 

wie hem niet te lijf gaat

wordt erdoor geveld’

 

een gevecht op het scherp
van de snede
wij doden de tijd

de tijd doodt ons
katje min, katje weer

gelijk oversteken

 

 

 

“De Tijd is als een sabel
wie hem niet te lijf gaat
wordt erdoor geveld” –
even opschieten dus, luidt het snedige commentaar van Jasper, de nieuwe verloofde van Vlatka Simac. Hij beklaagt zich over de valkuil die zijn geliefde voor zijn voeten pleegt te graven. Vlatka voelt gelijke krachten van liefde en vernieling in zich opborrelen. Wat zij opbouwt aan liefde, gaat ze woest te lijf in afkeer en wantrouwige verbetenheid. Ik geloof alleen in iets, als het eeuwig is. Daarom ga ik de liefde te lijf. Alleen als er iets overblijft, na kapot te zijn gemaakt, dan is het waar en eeuwig. Ik test de liefde. De liefde is een bloedtest. Ze moet resistent zijn aan de nukken en grillen van de alledaagse en vaak boze werkelijkheid. Het duizelt Jasper als hem dit ter ore komt, uit de mond van zijn teerbeminde. Hij wil dat zijn armen lang genoeg zijn, om Vlatka en daarmee hun hele liefdesproject, op te tillen uit – en te onttrekken aan – haar zelfgegraven valkuil. Hij negeert de kuilen, en reikt eroverheen. Even genereus als onbekommerd. Vlatka raakt erdoor verward. Meestal eindigen meningsverschillen al snel in knetterende ruzies. Zo niet bij Jasper. Hij beantwoordt twijfel en afkeer met een rotsvaste manifestatie van amor en agape. De onbezorgde kijk op de gecompliceerde materie van het leven, sterkt hem enkel in zijn aanpak. Die twijfel is al net zoveel kul als die kuil die zijn geliefde meent te moeten graven om te zien wat de reeele waarde behelst van het ideele geloofsartikel waar het allemaal om draait. Heb vertrouwen. Doe niet zo moeilijk en zo flauw. Leg niet op elke slak zout. Vernietig niet elke toren die je bouwt van je blokken. Laat nieuwe en oude torens naast elkaar bestaan. Laat de kleuren en vormen variereren en floreren. Iedere toren is een poging om zich op te richten tot de eeuwigheid. Dat geen toren reikt tot in de hemel onzer God, doet niets af aan het magnifieke feit van hun bestaan. Iedere spits is een manifestatie van een mysterieuze aspiratie.Niet het aarse falen, maar het hemelse pogen telt. Vlatka is resoluter in haar oordeel. Wat niet tot hoog boven de wolken reikt, is geen knip voor haar neus waard. Hoog gesprongen, diep gevallen. Op mededogen of waardering hoeven de dapperen of dwazen die hun torentjes oprichten, bij Vlatka niet te rekenen. Wie poogt en in zijn poging tekortschiet, is een deerniswekkende loser of een regelrechte idioot. Haar houding is er een van alles of niets. La belle dame kent wel aspiraties, maar geen genade. Elle est sans merci. Ze spaart zichzelf evenmin als ze anderen spaart. In de meeste kuilen die ze graaft voor haar geliefden, valt ze zelf.
Ze ontbeert geduld en vertrouwen. Ze is, dixit Jasper, “onveilig gehecht”. Zij wil liefst blind vertrouwen, maar niet dan nadat zij alles met haar meest kritische en vijandige blik in ogenschouw heeft genomen. De proef moet op de som. Zij twijfelt of de quasi-naieve, genereuze kijk van haar minnaar op de liefde tout court, een bewijs is van de existentie dan wel non-existentie van de pure, ongrijpbare liefde. Wat is het dat hier op het spel staat? Is het de jackpot of een tijdverijf? Kan er liefde bloeien, buiten de distels van de afkeer om?
Vlatka is triest als de beker van het geluk zonder al teveel beslommeringen en strijd, zomaar aan haar lippen kan worden gezet. De Heilige Graal wordt in haar ogen bewaakt door de vuurspuwende draak van de oorlog. Zij meent dat het elixer van het leven, pas genoten kan worden, als de draak met welgemikte steken wordt geveld. Dit vereist evenveel moed als brute kracht. Dat ook schranderheid de taak volbrengen kan, is eigenlijk ongehoord. De wijn die Eros krijgt geschonken, dient – zo is haar rotsvaste overtuiging – evenveel naar bloed te smaken als naar nektar. Ambrosijn die al te zoet of zurig is, kan niet de originele, legendarische en tijdloze, hemelse zijn. Het is aangelengd met zoetstoffen en tanines, die de grondtonen van de aarde maskeren en elimineren. Het echte goedje, daar gaat het om. Die enige, eeuwige. Een kwestie van theologie, van geloof in tegen de keer. De mens, hij blijft pinken naar de sterren en de hemel. Maar doet dat al wroetend op de aarde en in de grond. Welbeschouwd, vindt Vlatka, is Liefde net zoals dat andere abstracte nec plus ultra: het Geluk – een hysterische illusie. Schril klinkt haar slavische lach, als zij zichzelf beziet op het aardse podium. Een komediante op hoge hakken, die de kieren en gaten in de vloeren van het podium slechts met hilarische bokkensprongen weet te pareren. Tutto nel mondo e burla. E l’uome e nate burlone. Zo eindigt Verdi’s opera Fallstaff. Alles op aarde is scherts. De mens wordt geboren als nar.

 


 

VOGELPIK

 

Aanvaarden moet de mens

Net zo, dat hij moet gaan

Als dat hij komt.

                – William Shakespeare, King Lear

 

En altijd is er weer de klok die terugtikt

tot het moment dat is vastgeprikt

 

op het schoolbord van de tijd

een dartpijl in een nauwgezet

 

en kundig spel van land- en

vogelpik. ‘Wanneer meneer

 

is de dageraad nakend? Schijnt

de ochtend nabij?’ Onze naasten

 

die helaas niet meer

hun vaste stoel, hun plek in bed

 

is leeg. Zij zijn ons voor geweest

hadden we ze tegen kunnen houden

 

onze vrienden die we stilzwijgend

het nakijken gaven? Geliefden

 

die we in de steek hebben gelaten

de kluizenaars zonder hoofd

 

die ons achternazitten in

de burcht van ons brein

 

de voor- en nazaten die ons

van diverse zijden belagen?

 

en dan nog al die anderen waarvan

het steeds minder zeker lijkt

 

of ze daadwerkelijk

hebben bestaan:

 

we hebben ze laten gaan


 

van de genen ‘t zelfzuchtig seizoen

 

 

‘de wingerd groeide, sap kwam terug, het land werd vertrouwd en groen

het was van de genen ‘t zelfzuchtig seizoen’

– James Fenton

 

 

het begin                          schiep de mens

wat we erven                   wie we zijn

 

het recombinant van onze geblinddoekte ouders

het gelaarsd eskader van het slaafse zaad

de misstappen van onze onzalige kroost

 

onze aard                         karakter

is bestemming                ons lot

 

op welk moment word je een matador?

 

wanneer word er binnen in jou een slagboom opgehaald?

daalt er een valbrug neer op de rand van de andere kade?

op welk moment werp je de lans? de handdoek in de ring?

wanneer hef je je schild, leg je het van je af?

zal het dienen als draagbaar naar je graf?

wanneer schiet je op scherp, wanneer in de lucht?

verkies je preciezie, het odium van macht?

doorboor je de stier in de nek of recht in het hart?

hoe buig je twijfel om tot hoop? leer je beminnen wat je verwart?

leg je recht wat niet past? verzoen je je met de missers en miserie?

met de tijden van spijt en het hard gelag?

maak je een einde aan de vijandschap?

 

zou je kunnen zingen tijdens het verdwijnen?

de tralies breken van je kooi?

liederen opdragen aan je koude en honger?

afscheid nemen met een klaar gemoed?

 

het begin                   herschiep                  de mens

wie we waren                                               wat we zijn

 

estafettelopers         in het stadion           van de dood

 

 

 

 

WAT IK ZIE KAN IK NIET ZIJN

 

‘zonder seizoen rechtvaardig ik de aarde

Als taal geboren uit de weigering. Word wieg

Enige weg naar Rome en vrouw die treurt’

– H.C. Pernath

 

Boven het haardvuur stijgt de rook

met brede vleugels uit de schouw omhoog

 

de wereld hangt in de lucht

de hemel op aarde

 

ik zie ik zie

en wat ik zie

 

kan ik niet zijn

vroeger evenmin

 

in het huis van het geheugen

hangen geen spiegels

 

vandaag is een bijzondere dag

ik wil dat iedereen er is

 

de magische vrouw zal de klok

met een dag terugzetten

 

we zullen leven in een

alomtegenwoordige tijd

 

die ons bewustzijn ontrafelt

klanken die nooit meer

 

woorden worden, seconden

die nooit meer dagen

 

alles al getracht en op de tast

zullen we nog blijven zoeken

 

tot in de neteligste struik-

gewassen, de verste rietkragen

 

zelfs als uit de mist dat ene

verlossende woord zal klinken

 

we erin slagen de zoekgeraakte

sleutel tot het slot op ons bestaan

 

eindelijk weer terug op te rapen

nog zullen we blijven zoeken

 

nog zullen we blijven zoeken

 

 


 

NU HET OOG STEEDS VERTROUWDER

 

Nu het oog steeds vertrouwder
nu het lichaam onteigent
nu de tijd in zijn oorsprong

nu de taal zich herhaalt
nu het naakt in zijn niksie
nu volmaakt als het nimmer

nu voldaan als het water
nu zo hel als het haardvuur
nu zo duurt niets nog langer

nu zo hoog als het lager
nu zo is ook het later
nu zo wil wat er witwast

nu zo kil als de kaalslag
nu zo stil als de schaamte

nu zo schor als het keelgat
nu zo rood als de stonde

nu zo stoned als de kommer
nu zo kwel als de zomer
nu zo liefde als lente
nu zo lam als de leemte

nu zo streng als het verdict

 

nu zo vlijm als de sabel

nu zo krom als de wijzer

nu zo bot als de einder
nu zo nooit meer als nu

 

nu zo grijs als de feniks

nu zo kwik als het zilver

nu zo blind als de waarheid

 

nu zo vals als de jakhals

nu zo mank als Hephaistos

nu zo glad als Anubis

 

nu zo kinds als het vroeger

nu zo loens als de tijdgeest

nu zo moes als de bruinrot

 

nu zo louche als goudsier

nu zo flonkert het gister

nu zo glinstert het nader

 

nu zo blaast men zijn dromen

nu zo bluft men zijn leugens

nu zo woont men in wolken

 

nu zo ontwaakt de wellust

nu zo ontaardt de wreedheid

nu zo slijt men zijn dagen

 

nu zo glijdt iets uit handen

nu zo barst uit zijn voegen

nu zo valt het in duigen

 

nu zo sluit men de sluizen

nu zo hapt men naar adem

nu zo snakt men naar liefde

 

nu zo nooit meer als nu

 

nu zo wet men zijn messen

nu zo ruikt men zijn kansen

nu zo snijdt men de huid aan

 

nu zo stelpt men zijn wonden

nu zo voedt men de maden

nu zo faalt de precisie

 

nu zo trilt los het koetswerk

nu zo roest vast het rader

nu zo zinkt naar de haaien

 

nu zo stikt men de brand

nu zo kraait naar de haan

nu zo tergend het heengaan

 

nu zo eenzaam het sterven

nu zo breekt eens de branding

nu zo eindigt de vuurproef

 

nu zo stokt eens het uurwerk

nu zo dooft eens de waakvlam

nu zo hapert de hartspier

 

nu zo immer als ooit weer

nu zo pier als de dood

nu zo vluchtig als even

 

nu zo eens was het leven

nu zo nu was toen ooit weer

nu zo nimmer als nooit meer

 

nu zo nooit meer als nu

 

 

VERBETEN DE CREDO’S

 

Verbeten de credo’s, verwaterde passies

verworpen de dogma’s, verzwegen de schuld

vermoord is de onschuld, beschaamd het vertrouwen

 

verspild is het water, profaan de confessie

verzaakt de communie, ons eigenste bloed

verhaspeld de kavels, verschrompeld het land

 

verdorven het aanschijn, ons eigenste volk

verkorven de welvaart, voorzie in de droogte

drink van mijn woorden, graaf naar de bron

 

het ooft aan de bomen, het zout van de aarde

het paard voor de wagen, de schamele oogst

schraal is de troost, bitter het aanzicht

 

niets is zo zielig, en niets is bestand

vergeefs is de franje, en ijdel het leven

vermom je verlangens, kies wie je gade

 

weer af het onheil, spot met de waan

de mens is een dier, het monster de mensen

de hemel is eindig, de aarde is rond

 

bid de verwoester, smeek tot de Almacht

kus me mijn min, vergeef me de onmin

verzegel je lippen, verbrand al mijn brieven

 

vergeet wie ik liefhad, vertel wie ik was

dans op het altaar, kniel voor het toeval

niets is te dol, en niets is voorhanden

 

genade is nakend, en nu nog het naakt

 


 

ZO LIJK IK

 

Zo lijk ik warempel wel de

hofleverancier van mijn behoeften

aan private besognes en ver-

warrende gemoedstoestanden

 

onderhand ben ik  – ik geef het toe –

misschien wel net zo’n  scheve kapstok

voor mijn afgeragde jas als dat verzonnen

alter ego van die goede vriend van mij:

 

een min of meer en best wel boze

mens die soms ook echt bar slecht

maar meestal gewoon mens

had willen zijn

 

 


 

En dan is er alles dat om niet

I

 

En dan is er alles dat om niet

is het verderf niet meer iets

wat je tentoon gesteld wil hebben

niet meer iets dat je anderen

 

aan het verstand wil brengen

maar iets dat je blijkbaar

in je eigen hersenpan bestrijden moet

je voelt je verraden

 

jij die dacht dat je geleidelijk aan geleerd had

hoe een mens zich kon verweren

jij die dacht dat je beducht was

plotseling ben je weer kind dat niet snapt

 

en moedwillig negeert

je vraagt jezelf nog eenmaal af

wat nu de kracht is van het leven:

-een avontuur om te beleven

 

-een wind om bij te varen

-een verhaal om te verzinnen

-een droom om te verklaren

aan de einder strijkt

 

het rijpe licht de pols

open van de herfst

de goudader ligt bloot

is de hemel leeg?

 

spreekt alles hier beneden

dan strikt genomen voor zichzelf?

ik hoop maar dat ik er niet tezeer

blind voor ben gebleven

 

ik hoop maar dat ik me op mijn

blikveld niet teveel heb verkeken

niet verkwanseld heb

waar het kwansuis

 

in dit ondermaanse

om gebleken

waar het uit voortkomt

waarheen het gaat

 

is er richting en rechtvaardigheid

in de natuur?

op last waarvan wordt deze last

gedragen om de doem te verjagen

 

op last van de stilte, de sterren

en die van de kilte

na het asiel hier op aarde

en het verblijf in bevreemding

 

na een nacht van wat uren

bij een zacht licht op aftocht

blijft de vraag: waarheen?

maar vanwaar de vraag

 

als de route bekend is

het antwoord alles

behalve: een behouden

vaart

 

II

 

Hoelang duurt zo’n akte van

voortsudderend verval

 

waarin alles deemstert en

ineenkrimpt tot de bron

 

pleegt kort te sluiten

in het karst van ons hoofd

 

en een mercuurrode vlam

de bodem belicht van onze inwaartse kloof

 

het lichaam dat nog siddert

van de koorts en het gangreen

 

wij eren het uur: nu

voor straks: bereid ons

 

de dood op een zacht

sudderend  vuur

 

 

III

 

De tijd gelijk toen lijkt eens

te meer op die van Caesar

 

hoe hij geruisloos nader sluipt

tevoorschijn komt, zegt: ‘zie!’

 

en overwint

de Romeinen vochten hier hun vetes uit

 

wij ons zwijgen. Toe, wees barmhartig

houd de liefde achter de hand

 

genot is aan geduld

geduld is aan de dood verwant

 

beiden smaken zoet, vond Augustinus

eens je de ordening van alles doorziet

 

maar eerder niet

zo onze wereld eerder al bestond

 

dan in de vorm van een wreed verhaal

wij tweeën speelden er niet in mee

 

hebben ons eigen labyrint gecreeerd

om in te verdwalen

 

dat wij noemden naar elk ander

maar stiekem naar elkaar

 

 

 

 

IV

 

Tweespalt heeft het bestaan

tot in de kiem gespleten

 

wat krioelt gebeten met

de giftand der tweevuldigheid

 

und alle Fleisch

es ist wie Gras

 

de woekering gaat voort

de dood groeit als een foetus

 

in de baarmoedercellen

van het leven

 

zolang als het duurt

mag het duren

 

wie niet voortbeweegt

vertraagt hooguit zijn val

 

in een tijdelijk sûrplace

voor hij alsnog te pletter slaat

 

tegen de vloer van

Almacht Gravitas

 

. -.   . -.  . -.

 

 

ONTBINDING

bestaan is niets

er heerst alleen vergaan…” *

  • J. Slauerhoff, Dorp aan zee

 

Ontbinding vóóronderstelt

binding in het hier en nu

 

de aarde lijkt overrijp

consumptie een kwestie van tijd

 

de natuur als Chronos die

het eigen kroost opdient

 

at supper. Zijn wij wel meer

dan amuse-gueule voor Vishnu

 

Ah-Pook’s lekkernij?

aan de einder strijkt het rijpe licht

 

de pols open van de herfst

de goudader ligt bloot

 

is de hemel leeg

spreekt alles hier beneden

 

dan strikt genomen voor zichzelf?

ik hoop maar dat ik er niet tezeer

 

blind voor ben gebleven

ik hoop maar dat ik me er niet teveel

 

op heb verkeken

verkwanseld heb

 

waar het uiteindelijk

om te doen was:

 

het leven dat zich

voor even verheft

 

van onder naar

boven de grond

 

en vice

versa

 

 

 

GOOGLE’S STRATENPLAN

 

Als je de afgrond in jezelf probeert te dempen,

demp je datgene wat het leven scheidt van het Leven.

Die gewaarwording van lichamelijke hoogtevrees

is de afkeer van het bestaan.

–   Antonin Artaud

 

I

 

Willen we niet allemaal gered worden

als een stel geluksvogels die onbevreesd

het Uur U te lijf kunnen gaan

 

en rampen weerstaan. Willen we

niet allemaal gewaarschuwd worden

voor de klok van twaalven?

 

ons instinct dicteert

het toeval pleegt obstructie

wij volgen slechts instructies

 

in een poging

niet te verdwalen

in het stratenplan van

 

Google’s algoritmisch

labirinth

 

 

 

 

II

 

Een deel van de oplossing te zijn

en niet het probleem

 

voorwaar een loffelijk streven

op een gegeven moment veruimt de blik zich

 

van de dichter teneinde

de buitenwereld te betreden

 

heel veel mensen denken of geloven

dat zij voelen

 

maar dat is denken of geloven; geen voelen

op het moment dat je voelt ben je niemand-dan-jezelf

 

in de wirwar van de werkelijk bange dagen

ontspringt geen overlevingsdrang de dans

 

“ik weet niet wat er gebeurd is voordat ik werd verwekt

noch weet ik wat er zal gebeuren nadat ik ben ontwekt

 

maar het feit dat kennis een bron is die niet uitgeput raakt

op deze aarde vind ik een buitengewoon geruststellende gedachte

 

en bovendien: heel vrolijk makend”

 

 

 

 

ZELFPORTRET ZONDER IK

 

I

 

De geheimagenten van mijn bewustzijn

schaduwen mijn brein

wie bepaalt er wie de vijand is?

degene die zich in mijn naam

 

verbasterd heeft van tegenpartij

(`en-e-my’) tot die ene-in-mij

twee wezens uit hetzelfde nest

ontstaan; mijn lichaam blijkt

 

bestand. Mijn verstand

gaat kopje onder

in het gistende moeras

 

van het handjevol verwanten

dat ik was

 

 

 

 

II

 

En dan vallen de schellen

van het zelf

dak wordt bodem

droom gewelf

 

ik ben de magneet

zonder pool

de komeet die vlucht

voor zijn staart

 

er is een membraan dat ik

van mij gescheiden houdt

een impermeabele wand

die ons binnenstebuiten keert

 

een stemmetje dat kliert

“haas kipjelekker,

haast je niet”

 

moet me vloeibaar maken

schoon genoeg en spoelen

dat gemoed, alleen:

 

mijn bloed verdraagt mij

niet

 

 

DE WEG VAN KLIPDRIFT NAAR VUURPROEF

 

 

I

 

Ik ben begonnen aan

de terugtocht

in mijn leven

en moet bekennen

 

dat ik die ik van mij

niet echt goed ken

begin te vermoeden

dat het om een soort

 

van demon gaat

of een vage schim

uit een verleden

dat al lang niet

 

meer bestaat

maar nu de kwestie

waar het eigenlijk

om draait

 

of die ziel van ons

nu wel of niet

het is en blijft

een open vraag

 

of anders wel

een open wonde

in elk geval kan ik

hier en op dit blanco

 

uur met mijn hand

op het hart melden

dat bezieling wel

degelijk en geef nu toe

 

hoe zielig zou bezieling

zijn en hoe grotesk

indien men wel

bezieling kan bezitten

 

zonder ook maar

een greintje van die

zogenaamde ziel om

over te beschikken

 

 

II

 

De goede ik behoeft geen krans

constateert de sommelier

van de twijfel; te vaak

voel ik me nu al de clochard

 

die tracht infecties

met wijn te genezen

en keelpijn met een shawl

gedrenkt in eau-de-vie

 

dat de mens moge helen

die er huist in de holte

tussen het kraakbeen

van mijn compulsieve

 

jodeljongenbrein

en de kalknagel aan

mijn kromme teen

de naalden in het kastje

 

van de psyche springen

voortdurend heen

en weer als de wijzers

van een oscilloscoop

 

tussen het morose voltage

van mijn fysieke verslapping

en de vonken die tevoorschijn

springen uit het vaatje van

 

mijn kortgesloten wezen

dit doortrapte lichaam

wil wel duizend jaren slapen

maar mijn geest liever

 

nog één keer vlammen

en ter sterre varen

als een getrapte raket

alvorens in de damp-

 

kring te verbranden

 

 

ER WAAKT EEN VREEMDE SOORT IN MIJ

 

 

I

 

Er waakt een vreemde

soort van ledigheid

in mij

 

die zich genesteld

heeft en groeit

als kool

 

een koude vlam

die steken toebrengt

aan mijn hersenpan

 

en in de muren van

mijn stilte zwarte

gaten brandt

 

als peuken in het

aftandse behang

ik word gek

 

van het tikken

van de druppels

het kwik dat mijn

 

oorschelpen binnen-

dringt precies op het

moment dat die rare

 

snuiter in mij, die mafkees!

eindelijk, eindelijk

eens slaapt

 

 

II

 

Binnen in mij hebben skoeners

de golven doorkliefd

roeiers regatta’s aangelegd

werden nieuwbouwflats

 

en wijken uit de grond gestampt

zijn er tunnels en garages

gegraven in allerhande

bodemlagen; maar nu

 

nu het einde is bereikt van

mijn limiet en de schutting

rond mijn bestaan aan

alle kanten wordt geslecht

 

de muren van mijn

fort niet van steen

maar marsepein

blijken te zijn

 

de realiteit me bij

de lurven grijpt en de

buitenwacht zijn tanden

in mijn kuiten bijt

 

maak ik noodgedwongen

korte metten met de

status quo van mijn

bestaan

 

wat me zorgen baart

is niet dat die besloten

vennootschap verkeert

in staat van surseance

 

als wel het gevaar dat

op de loer ligt

van een coup

gezien de band

 

die is gesmeed tussen

mijn ego en die ik klaar-

blijkelijk is doorgeslagen

in een mesalliance

 

beide heren weigeren

nog te opereren

in naam van een

gezamenlijk belang

 

noch als piétaille te worden

beschouwd dat zich naar

eender welk front

laat commanderen

 

om schouder aan schouder

te staan in de strijd die

dagelijks woedt ten behoeve

van ons voortbestaan

 

samen even koppig

beiden even corrupt

het duo moet ontkoppeld

de kongsie moet stuk!

 


 

SOLARIS SOLITARIS

 

Er is geen reden voor illusies

en toch willen we geloven

 

dat het leven loont; we eisen meer

dan er op deze wereld

 

alleen de rust blijft ideaal

ook voor wie woont in de natuur

 

maar af en toe wordt ze gevonden

en steeds gaat ze verloren

 

in de realiteit. De plaats

van het individu blijft

 

eenzaamheid, solaris

solitaris

 

het hoofd barst uit mijn schedel

mijn brein barst uit zijn bast

 

het ego is weer uitgetreden

het ik is geen ander

 

maar een menigte

van mij

 

ontmantel de structuren van de tijd

externaliseer je angsten

 

sluit vriendschap met je dwanggedachten

zorg dat het heelal zijn waardigheid

 

verliest

 

 

HET ONWEERT IN HET VERRE LAND

 

Het onweert in het verre land

van het geheugen

wat het oog ziet, de ziel eist

het volume van mijn hart

 

de zinderingen van gemoed

de sidderingen van het bloed

ik wil niet lijden aan de liefde

maar haar tot de draad beleven

 

mijn vermetelheid smelt

als een sneeuwpop in de regen

wat ik najaag is wind

wat ik nalaat is leemte

 

overleven is als afkicken:

een verwonding in slowmotion

maar het is niet dat ik

stormen wil oogsten

 

omdat ik zo vaak niets

dan lucht blijk nagejaagd

te hebben en zo veel

wind gezaaid

 

want wie zaait er nou wind?

en het is ook niet

dat ik met alle winden

mee wil draaien

 

omdat ik er mijn wilde

haren in heb laten waaien

maar jagen, jagen

jagen, ja dat wil ik

 

in het woud van Destructie

en drinken wil ik uit

de put van Vrouw Holle

en vissen wil ik in de

 

Hoogzee van mijn

teerbeminde meer-

min Klipdrift!

 

 

DE REST ONKLAAR IS KINDERSPEL

 

 

Ik heb er een gewoonte van

mijzelf onmogelijk te maken

de rest onklaar is kinderspel

ik mis het koele hoofd

een kalm hart een happy end

het nu is vast hiernamaalsloos

feit blijft: sommige tralies

kun je niet breken

 

is er iets dat ik beslist moest doen

maar ben vergeten?

is er iets waar ik te veel bij

stil bleef staan?

klokken in ons: beid uw tijd

weemoed is het braakland

tussen leedvermaak

en zelfverwijt

 

dit jaar was er niet een maar vele

ik rookte sloffen sigaretten

slikte honderden pillen

had duizendmaal hoofdpijn

toch moet er een methode zijn

iets wat ik niet aantref

in de krant noch in de boeken

ik wou dat ik meedogenloos kon zijn

 

de mens in mij waardeer ik niet

maar soms benijd ik hem

we zien de avond vallen

grijpen naar wat hangen blijft

in lucht of op papier, denken

dat we stemmen horen

en wanneer men zegt:

‘ik wil je wel’

 

uit men onzuivere kritiek

hoe meet je wat niet meetbaar is

leer je de taal zonder grammatica

hoe verhoudt zich wat nu is

geweest tot wat op til?

voorlopig sluipt de schaduw nader

achter onze rug kijkt het mooiste

ons na

 

 

PLEXUS SOLARIS

 

Iedere nacht buigt zich dieper de impasse
de stilte, de hoop op een beter
wat staat er nu nog op de kaart
het smulprogramma: wat adem van Adam

een spiegel waarin wat sproeten en verwijten
wat wasem en meer. Ik kan me steeds minder
excuseren voor wat ik af laat weten, adressen
afspraken, nummers waarachter nog maar

een enkele keer de eigen stem
ik verlies mijn zicht op de zaken
en de anderen waarvan ik te veel al
heb verteld en van gehouden
in de zon zoemen ze allemaal rond
allemaal rondom, mijn hoofd vol
prikkende insecten, zonnesteken
plexus solaris, kanker, steenbok, schorpioen

de tijd houd ik als een schuldbrief
tegen het licht; vooraleer de zomer
over neem ik een voorschot
op het donker

dokter, het licht in mijn hoofd is op aan het raken
dokter, ik spaar nog slechts, ik slaap slecht
dokter, van de nachten tap ik het gloeien
dokter, van mijn maan, planeten, mijn dromen

 

dokter, en van de dagen gebruik ik enkel wat ik nodig
dokter, alleen de stroom om door te komen
het voltage in mijn hoofd?
genoeg om aan te sterven!

wie wil me komen vertellen
wat ik al tijden wist
het vonnis:
DAT WAT IS

ik ben drager van de
allersterfelijkste ziekte
morgen moet blijken
of ik me heb vergist

 

 

OKTOBERINSOMNIA

vrij naar Raymond Carver

 

Geest kan in bed de slaap niet vatten, alleen wakker liggen

en gorgelen, luisteren naar hoe een onweersstorm zich

boven onze hoofden samenpakt, een aanval in petto

 

Geest wou dat Tolstoi hier was om zich te ontfermen

over geringe alledaagse dingen – drie druppels valeriaan

een glaasje rozenwater – wat dan ook, het doet er niet toe

 

Geest zou wat graag eropuit. Weg van hier. De paden op

de lanen in, de kou… whatever. Geest zou de mot uit z’n vacht

willen rennen, kranig op kop en in galop. Voor de kudde uit

 

van een stel armetierige dieren – blikkerende tanden

onder een blinkende maan. Niets achterlatend. Schaduw

noch bliksem op begane grond. Maar vannacht slaakt

 

Geest enkel en alleen een geeuw. Voelt zich een tikkeltje

overrompeld, lichtelijk onwel. Kruipt lui en comfortabel

terug in de leemte van zijn tanige vel


 

 

VINGERAFDRUKKEN DER NATUUR

Voor een moordenaar is ieder lijk visitekaart
zoals ook onze lichamen de kaartjes zijn
van een schepper die ons één voor één
op tafel legt

als bij een spel patience.
hij wint alleen maar
van zichzelf. En meent dat dit
genoeg bewijs moet zijn

geen twijfel speelt hem parten.
geen schaamte en geen spijt
dat er door hem zoveel
verloren is gegaan. Hij weet:

als hij opnieuw de stapel schudt
is alles weer van voor af aan

 

 

 

ZORG GOED VOOR JULLIE DODEN

 

Er zijn twintig woorden voor lachen

in het Chinees. Maar voor humor

is er geen een

 

Bob de hond van David

huilt in de nacht

als hij niet genoeg beweging heeft

 

de buren klagen: als de hond huilt

is dat een voorteken dat er iemand

zal sterven

 

David neemt zijn hond met de auto

uit rennen. Aan een lange kettingsnoer

om vijf uur des ochtends

 

de hond kan niet rennen en huilen tegelijk

bij het ontbijt klagen de buren als vanouds

David bijt snedig van zich af

 

hij roept: zorg goed voor jullie doden!

 

 

 

INNERLIJKE HEMISPHEREN

 

Zij zegt: de dood

is de moeder van het leven

 

licht in de duisternis

dat is het mooiste licht

 

goede wijn behoeft geen krans

maar het goede ik behoeft geen wijn

 

zoals Gabriel Kousbroek me zei:

“ik ben een slechte kapstok

 

voor mijn eigen jas”

het omvallen van een enkele eik

 

maakt meer kabaal dan het groeien

van een bos met duizend bomen

 

nu kunnen we terugbladeren

silencio? luister naar de muziek

 

telenet. delen met

nunc en nisi dominisi

 

sacerdotum sakkerju

alles is niks?

 

ik zal het leven niet vergeten

lazer op, Lazarus!

 

 

 

CTRL ALT DELETE 

 

De oersprong is het oor

& in den beginne was het woord

 

om van de eisprong maar te zwijgen

we krijgen het koud

 

zijn al oud in onze jongste dagen

vragen nergens om

 

behalve einde

of een koude start

 

een nieuw begin

cut the crap

 

stilte zal komen

avond zal vallen

 

er is geen weg meer

heen noch terug

 

het venster klapt

de toekomst dicht

 

en elke tak torst

duizend bladeren

 

aaneen

 

 

 

A man once said: you’ll know the angels when they come. Cause they’ll have the faces of our children (Fargo 2)

 

TESTAMENT (VOOR EEN KINDERLOZE TOEKOMST)

 

Zijn er, als ik opsta

gedachten die ik niet begrijp

die geen begin hebben

geen eind, geen grond

 

om te bestaan, die komen

en die gaan als bogen

licht na regen

angst na angst

 

als vaderschap voor iemand

die onvruchtbaar is?

wacht, zeg je, wacht

maar ik heb geen geduld

 

de mooiste vrouw zweet

het beest bijt

het ideaal bouwt

een gevangenis

 

daarom, en omdat ik lach

en anderen huilen

of omdat ik huil

en ik jullie hoor

 

wil ik mijn bloed

in geen gedaante

horen kloppen

 

MIJN DOCHTER

vrij naar Weldon Kees

 

Mijn dochter hupt op haar skippy door de tuin

voedert de eendjes en de beesten in het hertenkamp

alsof zij alles in de hand

 

mijn dochter zegt: papa, maak je geen zorgen

spoken bestaan niet toch noch heksen niet noch tovenaars

en morgen breekt een mooie dag weer aan

 

mijn dochter wenst me welterusten

in het donker, kust me op mijn wangen

huivert in mijn armen

 

ik vraag me af wie het kind is dat wordt toegedekt

wiens droom het is die hier begint

ik denk: zal alles in het leven voortaan

 

omgekeerd zijn gang gaan

wat jong is ouder en wat groter klein?

veertig en door al mijn genen ingehaald

 

ik stop niet meer, ik breek niet meer

ik heb geen dochter

denk er ook niet aan

 

 


 

 

FIKKIE-AF!

 

I

 

Gevraagd wat hij zou meenemen

als zijn huis in brand zou staan

antwoordde Jean Cocteau:

‘Het vuur!’

 

 

II

 

Toen de rabbijn werd gevraagd wat het kostbaarste was

dat een mens uit zijn leven mee zou kunnen nemen

op zijn tocht van hier naar gene zijde, antwoordde

de geleerde bedachtzaam: ‘Het leven!’

 


 

AH POOK THE DESTROYER  

Harry Smith – Fractal

 

De rest van de avond brengen Christian en ik door in zijn appartement in de Vereinsgasse in het centrum van Wenen (II Bezirk). Waar we luisteren naar door de dichter opgenomen colleges van Harry Smith, een protegé van Allen Ginsberg, aan het Jack Kerouac School of Disembodied Poetics in Boulder, Colorado USA. Christian trakteert op kleine zaadjes van de Baby Hawaiian Woodrose, waarvan hij thee heeft getrokken. Na enige keren te hebben gekotst, treedt er een grote luciditeit op in ons brein. We lachen, luisteren, vertellen, en zetten muziek op van de Beatles: Magical Mystery Tour en William S. Burroughs: Dead City Radio. De stem van Burroughs, the Mad Master, bezorgt ons de lachstuipen.

 

Ah Pook The Destroyer

prayer about (cosmic?) control

“Question: Who really gave their order?”
“Answer: Control. The ugly American. The instrument of control.”
“Question: If control’s control is absolute, why does Control need to control?”
“Answer: control needs time.”
“Question: is control controlled by our need to control?”
“Answer: Yes.”
“Why does control need humans, as you call them?”
“Wait… wait! Time, or landing. Death needs Time, like a junky needs junk.”
“And what does Death need Time for?”
“The answer is so simple. Death needs Time for what it kills to grow in. For Ah Pook’s sake.”
“Death needs Time for what it kills to grow in. For Ah Pook’s sweet sake? You stupid vulgar greedy ugly American death-sucker!”
 

Terwijl de dichter als een bezetene de ene na de andere pagina volkrabbelt in zijn rode Moleskine-notitieboekje, val ik rond een uur of vier uitgeput in slaap. Opgerold in mijn American Express-blauwe mummie-slaapzak. Een uur en een kwartier later word ik wakker van de telefoon die rinkelt en het antwoordapparaat dat na zes tellen aanklikt. Het blijkt de eerste respondent van onze Evil Doctors advertentie. De man, die de maximale drie minuten vol-lult, stelt zich voor als Bernd.

“Okay. Du bist also auch ein Freak. Auf die Gefahr hin, dass meine Aussagen jetzt gleich archiviert werden… Handelt es sich wirklich um einen Dokter, oder gehts darum, mit einer deutschen Punk-Gruppe verwechselt zu werden? Freude zu archivieren, Freude zu sampeln. Freude kennenzulernen.” De man laat twee telefoonnummers na, en sluit af op zangerige wijze: “Have a nice da-aaay!”

Een half uur later belt Bernd nog een keer. “Wenn jemand im Falter eine Klein-anzeige schaltet unter 0-24 Uhr, dann geh ich davon aus, dass ich innerhalb von drei Minuten Respons erhalte. Ich wuesste gern deinen Vornamen. Du kennst meinen. Ich bin 32 Jahre alt, strikt Heterosexuell, habe ein Kind, meine Frau will sich zum zweiten Mal von mir scheiden lassen. Ich bin einsam, ich bin verzweifelt. Ich war viele Jahre drogensuechtig. Schwerer Alkoholiker. Es ist Februar, ich hab drei Selbstmordversuche hinter mir dieses Jahr. Ich bin gespannt, ob du auf diese zwei Telefonate reagierst. Have a nice da-aaayyyyy!”

Christian belt terug, maar krijgt op zijn beurt ook weer een cassettebandje voor zijn kiezen. “Hier Christian, Evil Doctor. Entschuldige die Verspaetung.” Christian vertelt me hoe hij in visioen een schildpad de wereld op zijn rug ziet dragen. Het visioen culmineert in een stel wolkenkrabbers uit Manhattan die de schildpad op z’n rug torst, en die plotseling – als door een aanval getroffen – al vlammende in elkaar storten. “(…) und dann ist aus dem rücken von der schildkröte eine palme herausgewachsen, genau aus der mitte von ihrem rücken. und die schildkröte hat dann ganze welten am rücken getragen. das ganze meer war eine schildkrötensuppe, ohne daß die schildkröte deswegen tot sein hat müssen. es war nur eine nahrhafte suppe, und auf dem rücken von der schildkröte sind dann wolkenkratzer gestanden von manhattan, und ich hab auch gesehn, wie bei einer bewegung von der schildkröte diese wolkenkratzer einfach dahinsinken wie das flimmern von einer fata morgana.

 

Dit alles vond plaats lang voordat 9/11 voorgoed de wereld zou veranderen.

Christian Loidl is helemaal zoals Arthur Rimbaud wilde dat een dichter was: un voyant. Een ziener, een magiër van zintuigen, syntaxis en performance. Loidl: “(…) als Kind wollte ich, dass die Welt so ist, wie ich siee heute sehe: nicht ohne Zauber.”

 

 

 

 

In my new book of poetry and prose, I would like to write a prose comment on the very core text of Magie im sinnlosen Universum, p. 101-103. If you will allow me to. Therefore I want to translate the text into Dutch, and publish it with my response in the book. Would you grant me permission to do so? If yes, do you have a document with the text that I could work with? Sorry if this is not a thing you are eager with. I will only do it when permitted. The text of Christian is, like the whole collection of Magie, a truly sublime gem. I am so happy with it. It nourishes my mind and heart more than anything I read so far this year. And perhaps for quite a longer time. I thank you for sending it to me. And for publishing the book. So fresh and brilliant it still is. It is full of Christian’s soul and splendour.

 

Grand merci! And loving regards,

 

Serge

 

magie im sinnlosen universum

ein philosophischer traum

 

 

die welt steht kopf: mein vater liest castaneda: das feuer von innen. “ein gutes buch”, sagt er, “wie geht´s dir damit?” “ganz unterhaltsam. außerdem sind´s tatsachen.” “hör auf”, sagt er, “es ist einfach gut erfunden.” “die kunst des träumens zum beispiel, die kenn ich aus erfahrung.” er hat mich vielleicht nicht gehört. er liest weiter. zwischen uns liegt noch ein buch auf dem tisch: naturphilosophie. ein symposion. “die meisten vortragenden”, so steht im vorwort, “bezogen eine mittelstellung zwischen stefanie werger mit ihrem glauben an eine gütige allmacht und jacques monod mit der lehre von der universellen ohnmacht.”

monods zufall und notwendigkeit ist mir mit achtzehn so in die knochen gefahren, daß ich überall nur mehr den tod und den blinden zufall gesehen und mir gewünscht habe, mein hirn schlucken zu können, um nicht mehr denken zu müssen. eigentlich dürfte es überhaupt nichts geben. daß es uns gibt, ist ein fataler zufall, den die allgemeine entropie bald genug korrigieren wird.

ich suche den abschnitt von monod.

“das weltall ist chaotisch und sinnlos. es besteht aus banalen oberflächen. wird eine oberfläche durchstoßen, erscheint eine andere banale oberfläche.”

ich merke, daß ich gelassen bleibe.

“es wird zeit, daß wir gehen”, sagt mein vater, “wir sind zu diesem symposion über naturphilosophie eingeladen.”

ich helfe meiner mutter in den mantel und erzähle ihr von monod.

“er schreibt: die welt ist chaotisch und sinnlos. was sagst du dazu?”

“das stimmt!” ihre augen leuchten. klar: monod gibt ihrer wirbelsäule recht, den schmerzen, die nicht mehr aufhören, den immer mehr auslassenden gelenken. meine mutter und ich sind uns ähnlich, wir haben im rückgrat die gleichen zwei vorspringenden wirbel, die gleiche senkrechte falte auf der stirn.

meine schritte federn, sodaß ich weite sprünge machen und schließlich fliegen kann, die bäume unter mir. soll die welt sinnlos sein – fliegen ist gut. sehr klein plagt sich meine mutter den lehmigen weg hinunter.

ich fliege über ein ebenes grünes feld. da geht mein bruder. er ist jünger, hat schon drei kinder, ist vernünftig und bibelfest. er schaut ein bißchen mißtrauisch über die schulter zu mir herauf, hinter der schulter sind mehrere wegweiser und verkehrszeichen. ich nicke ihm zu.

“jetzt kommst du bald”, sagt er, “zu einer grenze. da kann niemand hinüber. auch du nicht.”

der fluß ist vielleicht dreißig meter breit. die kiefern drüben haben kupferfarbene stämme, und die kronen leuchten frisch. mir fällt die geschichte von einer tibetischen yogini ein: sie muß auf ihrem weg durchs gebirge an einer überschwemmten schlucht die reise unterbrechen. in der nacht darauf träumt sie, daß eine weiße brücke über die schlucht reicht, und geht hinüber. am nächsten tag wacht sie samt gepäck drüben auf.

so träume auch ich, denke ich, und beim aufwachen werde ich drüben sein. und fliege ab.

als ich hinunterschaue, ist der fluß breiter geworden. so breit wie der ganges, dann ein see, der immer breiter wird – je weiter ich fliege, umso breiter streckt sich das wasser – und wird unüberschaubar. so geht es nicht.

wieder fällt mir jemand ein: ein bub, er war vielleicht vier. er ist mit seinen hippie-eltern im gasthaus neben mir am tisch gesessen und hat auf ein stück papier mit bleistift ein fünfeck gezeichnet:

“das ist das haus, wo die haifische wohnen. ich hab´s gesehen. in amerika. in der wüste. wie ich dortwar.”

“wie bist du da hingekommen?”

“sag ich nicht.”

“mit dem auto?”

“nee.”

“mit dem schiff?”

“nee.”

“geflogen?”

“nee. ich hab mich als vogel verkleidet, und dann war ich dort.”

 

auf einem algengrünen felsen sitze ich am fluß. von dort, wo ich gerade noch gestanden bin, winkt mein bruder her. steht da und kann nicht anders. der fluß ist wieder so breit wie am anfang.

“verwandle dich in einen frosch und tauch! es geht! ich zeig´s dir!”

er hüpft als frosch, so groß wie ein mensch, kopfüber ins wasser, schwimmt langsam als frosch herüber und taucht als mensch auf. seit wann, ich sehe seinen kopf als mein eigenes spiegelbild an, seit wann habe ich denn eine stehfrisur und bin blond, und die kurze nase –

wir sind im haus von jacques monod. “wir haben sogar noch zeit für einen tee”, sagt mein vater. ich ziehe mir die schuhe aus. der parkettboden im vorzimmer spiegelt. “tragen sie mir nur ja keinen schmutz in die küche”, sagt frau monod. ich muß fürchterlich lachen.

“wenn das ganze universum sinnlos ist – was wollen sie mit ihrer sauberen küche?”

 

 

(© Christian Loidl, 1987 / 2000)


 

Remembering a discussion I had

some time ago with sister Swantje Lichtenstein in Duesseldorf
Am listening again – by shere accident I thought – to one of my old magnetic tapes from the nineties. Sticking my ear and mind into that magnificent piece of literary audio-junk called Dead City Radio by/with William S. Burroughs. One of my favorite albums ever. My dear friend and poet Christian Loidl – today is his Todestag, so I now realize this fact is not so accidental after all – introduced me to this wizzard for the first time in 1995 in his flat in Vienna, Vereinsgasse. Where he – today seven years ago – flew out of the window after having taken an overdose of a rare Siberian mushroom.

“Dead City Radio” is a true gem of cut up poetry put to music in a most sensitive and workable way.
Question: “What are we here for?”
Answer: “We’re all here to go…”
The old magician gives readings from a variety of sources including “Naked Lunch”, “Interzone”, and “The Western Lands”. He invokes his vision in the name of Pan, god of panic; Ah Pook, the destroyer; and even Jesu the Christ. “Invoke” is the proper word, for this is a work of magic – be it black or white. Burroughs is weaving a vision. He wants us to peek through the chinks and see the monsters that lie behind the machinery of control – behind the great shining lies and the bounds of the Prometheus called Homo Sapiens. His objective is no less than a basic disruption of reality itself.
Zjivili to brother Chris out there in the realm of Ah Pook’s universe of Time.

Serge

Please try to see the video belonging to the Ah Pook The Destroyer prayer – about vain human longings for cosmic control in the reigning Realm of Ah Pook the Destroyer:

Ah Pook the destoyer, animation made for a text of William Burroughs Dead City Radio
William Burroughs Dead City Radio

The old magician with the incomparable creeky voice, gives and sometimes sings his ultimately grim and bitter spiritual readings from a variety of sources including “Naked Lunch”, “Interzone”, and “The Western Lands”. He invokes his vision in the name of Pan, god of panic; Ah Pook, the destroyer; and even Jesu the Christ. “Invoke” is the proper word, for this is a work of magic – be it black or white. Burroughs is weaving a vision. He wants us to peek through the chinks and see the monsters that lie behind the machinery of control – behind the great shining lies and the bounds of the Prometheus called Homo Sapiens. His objective is no less than a basic disruption of reality itself. If – somehow – humans would be prepared to rid themselves of their condition humaine for the benefit of a cosmic one, this would not necessarily make our universe a warmer and more pleasant place to find our destiny. Which is? To perish, and melt back into the pot that is permanently boiling on the stove of Ah-Pooks kitchen. What else to do but to cling on to the planetary lifeboats that were assigned to us by some cruel captain who likes to have it rough amidst the violent torrents of Time. If we want to get rid of the many biological boundaries and burdens of our human condition, we shall have to prepare for completely new ways of travelling. We shall have to be prepared to embark on a trans-dimensional voyage through unknown psysical realms, with the velocity of a gravitationless soul. What are we here for? We are here to go! We are here to go on a trip – peeking through tiny holes in the fence that marks the limit of our universe. We have to dive and dig deep, travel far and persist in our uncompromising destiny. So that finally we can find a way of opening up the protecting clamshell in which – at its very origin – our relentlessly self-sufficient galaxy was laid to grow. Like an oyster or a mussle, feeding upon the weak and salty glaze of its atomic fluidum.

Ah Pook – Maya god of Dectruction

 

ah-pook-aztek

In Memoriam Bruce Geduldig

Bruce Geduldig, artist, filmmaker, radical, member of Tuxedomoon, founder of The Weathermen and of Microdot. Lived for many years in Brussels. A special soul and boundless spirit. Found a loving companion in Bernadette Martou, a brilliant and comforting lady full of whit and wisdom. Bernadette died a few years ago, quite suddenly, from cancer. Bruce followed her on the eve of his birthday in 2016. Listen to the bheautiful hommage to Bruce on Youtube, put together by Cult With No Name: https://youtu.be/a1yWNQ2Z9nY

foto van Dichters Dansen Niet.
Dichters Dansen Niet met Serge Van Duijnhoven en Bruce Geduldig bij Saint Gilles en Belgique.

Bruce Geduldig and Serge, in Bruce’s appartment in Saint-Gilles anno 2003. Pic taken by Anica Milosevska. Picture from the Dead: Bruce passed away last year, on the eve of his birthday. May he rest in peace, in a manner of speaking… .Also check out the dazzlingly beautiful hommage to Bruce Geduldig, put together by Cult With No Name.

bruce-geduldig cult.jpg


Serge Van Duijnhoven https://youtu.be/a1yWNQ2Z9nY

A tribute to CWNN friend and collaborator Bruce Geduldig, 1953-2016. Fly in the…
YOUTUBE.COM

Overdenking bij de herinnering aan de val van Srebrenica – d.d. 11 juli 1995

Vandaag is het 22 jaar geleden dat de enclave Srebrenica viel. Met 8000 doden ten gevolge. De Nederlandse Dutchbat soldaten gaan beslist niet vrijuit. Al blijft generaal Mladic met zijn opgefokte leger van nationalistische Bosnische Serviers, de hoofdschuldige aan deze slachting die de ergste is in Europa sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. We stonden er vlakbij, destijds. Als consumenten van het nieuws in onze huiskamers op amper vijftienhonderd kilometer. Maar ook ik, als verslaggever in Bosnie, stond erbij en keer ernaar. Of ernaast. Net als veel van mijn collega´s van toen, meende ik eerst dat de vrouwen uit Srebrenica, die uiting gaven aan baden van bloed en kadavers die metershoog in de berm lagen, overdrijvingen waren om de attentie van de verzamelde internationale pers te vangen. Hoezeer heb ik me vergist. Wat de vrouwen van Srebrenica verkondigden, was maar een fractie van de gruwel die zich die dagen daadwerkelijk in de vallei van “Zilverstad” (vertaling van Srebrenica naar het Nederlands) heeft afgespeeld. Om een indruk te krijgen van die gruwel, kijk zeker naar deze klassieke documentaire over de slachting die ons tot in de verre toekomst zal blijven achtervolgen. Vervolgens hieronder nog een essay dat ik schreef, als overdenking bij de onuitroeibare menselijke drift tot oorlogvoeren.

Cry From The Grave – onovertroffen documentaire over de val van Srebrenica

srebrenica cry from the grave

Oorlog en spel zijn al van oudsher met elkaar verbonden. In het homerische Griekenland duidt agon (krijg) de wedijver van sport en het dodelijke gevecht van de oorlog aan. Het zijn allebei spelen en geen van beide heeft – afgezien van de roem die de overwinning of de dood brengt – een doel buiten zichzelf. In de homerische tijd was agon een beginsel dat de betrekkingen regelde tussen helden onderling, goden onderling, tussen mensen en goden, en tussen stervelingen en Moira (het lot).

Wij noemen het rozen

Oorlogen bezitten bij aanvang vaak iets mystieks aantrekkelijks. Achteraf betreurt de mensheid de massaslachtingen en verwoestingen. Maar iedere aanloop naar de krijg bevat elementen van hysterie, psychose, roekeloosheid en agressieve op de borstklopperij. De primitieve aap die tegen een rivaliserende stam ten strijde trekt, is nooit ver weg van de beschaafde mensenwereld. Is de oorlog eenmaal uitgebroken, dan wordt zij vaak juichend binnengehaald. Zeker in WOI was dit krankjorem. Auf zum Preissschiessen nach Paris! En weer terug voor kerst, met die overwinning op zak. Evenals de tirannie belooft een oorlog de gemiddelde mens te bevrijden uit de kerker van zijn dagelijks geploeter. En evenals bij de tirannie blijkt het een valse belofte te zijn; maar de sleur van het bestaan is doorbroken, vastgelopen carrieres en zinledige plichten kunnen een tijd lang worden achtergelaten. “Come and die, it will be great fun!”, riep oorlogsdichter Rupert Brooke in 1914 zijn medestudenten op om de wapenen op te nemen. In 1915 stierf hij in Griekenland ten gevolge van een infectie die hij opliep bij het aan land gaan. Hij stootte zich aan een giftig soort koraal en liep bloedvergiftiging op. Een even mooie als brute metafoor voor de keerzijde van de oorlogsgekte.

Hier is het essay voor het eerst gepubliceerd, op de website van fotograaf L.J.A.D. Creyghton

Als mensen de oorlog verheerlijken, komt dat omdat zij daarin hun droom van een radicaal soort ontketende vrijheid belichaamd zien. De stap van de Neanderthaler uit de grot, met de knots op zijn schouder en zijn ogen pinkend in het daglicht. In de Ilias bezingt Homerus de roemrijke oorlogsdood. Oorlog was voor de Grieken uiteindelijk toch een spel. Een theater van de wraak, dat de verveling op en onder de Olympus op radicale wijze kon verdrijven. In tegenstelling tot de oude Grieken durven wij de band tussen oorlog en spel niet onder ogen te zien. Toch is die band onmiskenbaar. Voor burgers en hongerige of verveelde nieuwsconsumenten in rijke postmilitaire samenlevingen is oorlog een vorm van amusement geworden. Infotainment. We kunnen het verloop van het spel live volgen op de talloze tv-kanalen. Het echte vechten daarentegen is en blijft, net als roken en werken, iets voor armere mensen. De sloebers in de loopgraven, the boots on the ground. Zij die in het leger hopen hogerop hopen te komen. Maar die in ruil daarvoor bereid moeten zijn om te sneuvelen of gewond te raken in de strijd die in de hoofdkwartieren wordt bekokstoofd.
Oorlog voeren en slachtingen of zelfs genocide aanrichten is net zo menselijk als kunst opvoeren of voorgaan in het gebed. Vanaf de stenen bijl hebben mensen hun gereedschappen gebruikt om elkaar af te slachten. Mensen zijn wapenmakende dieren met een onstilbare voorliefde voor doden. Moordzucht is de aloude condition humaine. Een mondiale massamoord zoals die van WOI is een bijwerking van technologische vooruitgang. Vooruitgang en massamoord gaan op enge wijze hand in hand. Er is beslist vooruitgang in onze maatschappij op velerlei fronten. Niettemin is geloof in de vooruitgang als een lineair proces van immer opgaande lijn, een waandenkbeeld. Er is vooruitgang in kennis, maar niet in ethiek. De geschiedenis vertoont geen opgaande of dalende lijn, maar een afwisseling van winst en verlies. De voortschrijdende wetenschap spiegelt ons de illusie voor dat wij anders zijn dan andere dieren, maar de geschiedenis ontneemt ons die gedachte.

 

Een technologisch geavanceerde, groene utopie, waarin een gering aantal mensen een gelukkig bestaan leidt in evenwicht met het overige leven, is wetenschappelijk uitvoerbaar – maar menselijkerwijs ondenkbaar. Als zoiets ooit tot stand komt, zullen er eerst uitroeiingen en genocides op ongekende schaal moeten plaatsvinden om het aantal bewoners van onze planeet met miljarden te decimeren. Misschien zullen er in de nabije toekomst terroristische organisaties ontstaan die zich vol ijver en met het eigen morele gelijk op zak, voornemen de mensheid zo volledig mogelijk van de kaart te vegen. Ten faveure van het ecologisch herstel van moeder aarde. Men zou er een messianistische boodschap in kunnen leggen: de mensheid dient zich te offeren, om ander leven op onze vervuilde planeet weer goed of beter mogelijk te maken. Et incarnatus est, etiam pro nobis. Net als in het geval van andere revolutionaire of terroristische bewegingen, zou zo’n groep zeloten gedreven worden door een ultieme aandrang om de tijd te versnellen. Door een radicaal einde te maken aan de korte tijdsspanne die het anthropoceen in de lange loop der evolutie heeft kunnen of mogen duren.

Morgue of Sarajevo. Photo by Teun Voeten

Morgue of Sarajevo. Photo by Teun Voeten

Door de hele geschiedenis en prehistorie heen hield de vooruitgang van de mens gelijke tred met ecologische verwoesting. Als er iets over de huidige tijd zeker is, is het dat de macht die de mensheid door nieuwe technologieen is geschonken, zal worden gebruikt om afschuwelijke misdaden tegen de mensheid en bovenal de natuur te begaan. Als het mogelijk wordt mensen te klonen, zullen er soldaten worden voortgebracht in wie normale menselijke emoties niet tot volle ontwikkeling zijn gekomen of afwezig zijn. Genetische manipulatie kan ervoor zorgen dat eeuwoude ziekten worden uitgeroeid. Tegelijkertijd is het waarschijnlijk dat het de beste technologie is bij toekomstige genociden. Wat als IS geen gekaapte vrachtwagens, maar dodelijke virussen op onschuldige burgers afstuurt bij wijze van asymetrische (chemische) oorlogstactiek.

Degenen die het destructieve potentieel van nieuwe technologieen niet willen zien, kunnen dat alleen omdat zij de geschiedenis niet willen zien. Pogroms zijn zo oud als het christendom, maar zonder spoorlijnen, de telegraaf, machinegeweren en gifgas zou er geen Grote Krijg zijn geweest. De ergste misdaden van de mensheid konden alleen maar plaatsvinden door de ontwikkeling en inzet van de modernste technologie. De hulpmiddelen en wapens die wetenschappers op het toppen van hun kunnen, in hun laboratoria en in fabrieken ontwikkelden, leverden de bedenkers geregeld de Nobelprijzen op die al een eeuw lang gelden als de mondiale bekroning van wetenschapelijke vooruitgang. Al die technische vooruitgang stelt de mensheid in staat enige treden te stijgen op de ladder die hem naar de toekomst leiden moet. Om hem er op diezelfde ladder met een paar nog preciezer gerichte aanvallen met behulp van diezelfde baanbrekende technische uitvindingen als chloor- en mosterdgas, atoomenergie en de kernbom, weer pas op de plaats te laten maken. Drie stapjes omhoog, en daarna weer heel wat stapjes naar beneden. Als die klimmende mensaap niet oppast, wordt hij rigoureus van de treden gesleurd door de klauwen van zijn eigenste destructieve demonen die hem aan zijn hiel en enkels trekken. Daar waar de ligamenten het smalst zijn. Niet voor niets genaamd naar de Griekse oorlogsheld Achilles, die sneuvelde op het slagveld in de grote krijg met de Trojanen.

0040-soldiers-before-verdun-1916.Avant lu00b4attaque.jpg

Hoezeer er ook sprake is van revolutionaire technische ontwikkelingen op tal van vlakken, het probleem van het aloude menselijk tekort, la condition humaine, zal er ten gronde niet mee kunnen worden opgelost. De vraag is of dat menselijk tekort wel zo menselijk is. Het is waarschijnlijk een conditie die ten grondslag ligt aan alle vormen van complexe organismen die zich op het slagveld van de Tijd begeven hebben. En die gedreven worden door tegenstrijdige impulsen. De Grieken vonden dat de mens een rare snuiter was, die hem apart stelde in de kosmos van de andere levensvormen in het dieren- en plantenrijk. Sophocles noemde de mens “to deinatos” in zijn tragedie Oedipoes, de vreemdste. Zo na aan de goden, en toch zo hopeloos, blind en verloren ten opzichte van het oppermachtige Lot. De mens kan willen en bedenken wat hij maar kan en waar hij maar toe in staat is, maar aan het einde heeft niet hij maar hebben de schikgodinnen en de goden op de Olympus het voor het zeggen. Zij weven de schikdraad, waarmee de mens als marionet op het aards toneel ten danse wordt gevoerd.

2781636920.jpg
Dat wij mensen er ondanks alles van overtuigd blijven, dat we fundamenteel en hierarchisch verschillen van andere dieren in de schepping, dan is dat deels omdat   onze instincten zo openlijk met elkaar in conflict komen. We hunkeren naar veiligheid, maar raken gemakkelijk verveeld. We houden van vrede, maar zijn verzot op geweld. We streven alsmaar naar meer kennis, maar we haten het als zekerheden aan het wankelen worden gebracht. We verlangen naar wijsheid, maar zijn beducht voor haar gevolgen. Er is geen manier van leven waarbij aan al deze behoeften en gevoelens tegelijkertijd kan worden voldaan. Iedere vorm van menselijke ethiek loopt vast op het onverzoenlijke conflict tussen tegenstrijdige driften en verlangens. En wat dit betreft: zijn instincten nu dierlijk of juist menselijk? Zijn de aspiraties te hoog voor de cognitieve mensaap die behalve twee frontale kwabben en een behoorlijke dosis grijze massa, ook nog steeds in het bezit is van een compact en ultraprimair hagedissenbrein. In de kern is er de hypothalamus, daaromheen is de rest van het brein al uitdijend ontstaan. Welk deel er ook controle heeft over het geheel, ook in onze hersenen woedt een permanente, knetterende strijd die beslecht wordt tussen neurotransmitters en synapsen. We zijn, voor zover en zolang als we mensen zijn of thanatoi (stervelingen), aan verschillende onverzoenbare machten ten prooi. We zijn zo sterfelijk als alle aardse organismen, maar dromen in onze hubris van een Olympisch soort onsterfelijkheid.

HemonWarpic1.jpg

 

Tweespalt is de motor van het Heel en Al. Oftewel, zoals de Griekse natuurfilosoof Empedokles zo mooi heeft geschreven (zie hieronder straks het precieze citaat, met uitwijding onder het kopje Empedokles): de wisselwerking tussen eendracht en verwijdering. Liefde en haat. Oorlog en Vrede. Vanuit een perspectief dat hoog genoeg is, lijkt het decor voor het drama op aarde net zo goed op een bordeel als op een tranendal. De geschiedenis getuigt ervan dat wij mensen een bijzondere gave hebben om van bedstee naar slagveld te kruipen en weer terug. En dat wij het beste in de onwetendheid van onze schizofrene, onverzoenlijke aard gedijen.
Mogelijk is het meest kenmerkende instinct van de mens als “to deinatos” binnen de schepping, ‘het instinct om zijn instincten te onderdrukken’. Om aan deze impuls tegemoet te komen, verdoezelt hij met harnekkig aplomb zijn primitieve inborst, glorifieert hij zijn stamboom, en verloochent hij zijn natuurlijke afkomst. Het is een feit dat de steeds noodzakelijker wordende versterking van dit laatste instinct (om zijn instincten te onderdrukken) niet alleen met trots maar ook met droefenis gepaard gaat. En een onbestemde nostalgie naar gelukkiger tijden en guldener jaren, toen het leven simpeler en gelukkiger was. De mythe van l’age d’or! Het paradijs, waaruit we zijn verbannen. Maar dat ooit werkelijk zou moeten hebben bestaan.

me-gallery_14-content-8-scale-700-525.jpg

 

Het is de vraag in hoeverre de mens zijn psychisch evenwicht (nog altijd ingesteld op een bepaalde mate van vrijheid en het behoud van een koppige onberekenbaarheid die het individu helpt zich te onderscheiden van zijn soortgenoten) geheel naar de onderdrukking van alle overgebleven instincten zal kunnen verschuiven – tot hij leeft in een even benauwde wereld als de bemanning van een op afstand bestuurbare atomaire duikboot of een door wetenschappers geprogrammeerde interplanetaire raket. Het Beschavingsoffensief, zoals Norbert Elias dat noemde, is “sans issue”. Een proces zonder einde. Maar het voert tegelijkertijd onherroepelijk naar de blinde deur aan het einde van de gang waarop staat: verboden toegang. Om zichzelf buiten de schepping te plaatsen, buiten de regels van de sterfelijke en oorlogszuchtige wereld, zal de mens die deur eerst moeten openwrikken. En vandaar zal er geen weg terug meer zijn.

 

Actrice Medina Schuurman zingt met Dichters Dansen Niet in De Roode Bioscoop Amsterdam

Zondag 15 nov 2015 zong de van Penoza en Celblok H bekende actrice MEDINA SCHUURMAN samen met Dichters Dansen Niet van frontman Serge R. van Duijnhoven, in De Roode Bioscoop in Amsterdam  een programma dat Folies d´Amour was geheten. In het voorprogramma brachten TOM AMERICA, ELMA VAN HAAREN en MOTORTOASTER een eigenzinnige melange van lyriek, muziek en (in het geval van Tom) beeld. De aanslagen in Parijs, op de Bataclan en het Stade de France, waren nog maar net geschied. De sfeer was overal in Europa zeer bedrukt en verslagen. Als klein weerwoord op de verslagenheid, werd de voorstelling in het pittoreske theatertje aan het Haarlemmerplein begonnen met het voorlezen van het gedicht “De zachte krachten zullen zeker winnen in ’t eind” van Henriëtte Roland Holst. Vervolgens brachten de artiesten met persistente moed een rijk geschakeerd programma van poezie, videobeelden en muziek ten gehore, dat in het geheel gewijd was aan de Liefde in al haar grillige schakeringen. Hieronder een selectie van chansons en bijdragen die Medina op die zondag in november 2015 ten gehore bracht.

de Ontsnapping premiere

Telkens weer. Medina Schuurman met DDN in De Roode Bioscoop 15.11.15

Medina zingt met Dichters Dansen Niet het nummer Telkens weer. Aan de piano: Edwin Berg. Geluid: Fred dB. Locatie: De Roode Bioscoop, Amsterdam. Opname gemaakt op zondag 15 november 2015.

Lun part, lautre reste (De grote geliefden)

Medina zingt met Dichters Dansen Niet het nummer L’Un part, l’autre restre (De grote geliefden, van Charlotte Gainsbourg). Aan de piano: Edwin Berg. Tweede stem: Serge R. van Duijnhoven. Geluid: Fred dB. Locatie: De Roode Bioscoop, Amsterdam.

Medina uit de put vh Amstel Hotel 6 nov 2015.jpg

Comment te dire adieu

Medina zingt met Dichters Dansen Niet het nummer Comment te dire adieu (oorspr.: Serge Gainsbourg). Aan de piano: Edwin Berg. Tweede stem: Serge R. van Duijnhoven. Geluid: Fred dB. Locatie: De Roode Bioscoop, Amsterdam. Opname gemaakt op zondag 15 november 2015.

1501029_10202194427213590_236974316_o.jpg

Daarnaast had Serge tijdens de voorstelling nog een kleine premiere: voor het eerst lieten hij en Fred de Backer de muzikale toonzetting horen van het gedicht dat Serge schreef voor de bloemlezing van Isa Hoes ‘Gedichten die vrouwen aan het huilen maken’ (Prometheus 2015), en dat niet toevallig Voor Medina was geheten. Beluister hier een versie van het nummer op Soundcloud: DDN – Voor Medina – Telescope Mix

gedichten-die-vrouwen-aan-het-huilen-maken-isa-hoes-boek-cover-9789044629538

Bloemlezing samengesteld door Isa Hoes

Voor Medina

.

Zul je weten liefste dat

als ik niet zoals jij

negen maal tien jaren

worden zal maar eerder ga

dan jij, dat jij de laatste ster

.

zult zijn die mijn geest

nog ten tonele voeren zal

op de finale drempel

tussen aarde en heelal

wees verzekerd, lief

.

indien mijn  adem schokt

en ziel vervliedt

dat jij tot aan mijn laatste

snik mijn grote liefde was

en, zo hoop ik toch

.

jouw prins die met zijn tong

voor jou zijn minnezangen zong

en die, indien hij eerder gaat

dan jij, dat niet zal doen als fielt

of schoft omdat hij jou verlaat

.

maar slechts uit hoffelijkheid

in de hoedanigheid van vazal

die de route vast voor je verkent

en er zeker van wil zijn dat hij-

eens de stonde aan zal breken

,

dat ook jij ter sterre varen zal-

met een zwier daarboven

als eerste de deur voor

jou persoonlijk openen zal

op die finale drempel

.

tussen aarde en heelal

Hier het gedicht van Henriette Roland Holst, waar de matinee mee opende. De dichteres schreef het aan het einde van de Eerste Wereldoorlog:

 

De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind — dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zoo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.

De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de groote zaligheid beginnen
die w’als onze harten aandachtig luistren

in alle teederheden ruischen hooren
als in kleine schelpen de groote zee.
Liefde is de zin van ’t leven der planeten

en mensche’ en diere’. Er is niets wat kan storen
’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.

Medina Schuurman

Bron: Medina Schuurman

In de bijzonder leuke verzamelbundel ‘Gedichten die vrouwen aan het huilen maken’ samengesteld door Isa Hoes staat ook een gedicht van Serge R. van Duijnhoven (1970). Omdat ik Serge als dichter en als mens hoog heb zitten wilde ik zijn gedicht ‘Voor Medina’ hier met jullie delen.

Medina Schuurman (1969) is actrice en ze speelde onder andere in de televisieserie ‘Rozengeur & Wodka Lime, Penoza en Celblok H. (in twee daarvan speelt Isa Hoes ook; toeval?). Daarnaast is ze scenarist en werkt ze aan haar eerste boek. Maar wat belangrijker is in dit geval is dat ze de geliefde is van Serge. Dat levert dus een prachtig liefdesgedicht op dat Serge schreef voor haar.

.

Voor Medina

.

Zul je weten liefste dat

als ik niet zoals jij

negen maal tien jaren

worden zal maar eerder ga

dan jij, dat jij de laatste ster

.

zult zijn die mijn geest

nog ten tonele voeren zal

op de finale drempel

tussen aarde en heelal

wees verzekerd, lief

.

indien mijn  adem schokt

en ziel vervliedt

dat jij tot aan mijn laatste

snik mijn grote liefde was

en, zo hoop ik toch

.

jouw prins die met zijn tong

voor jou zijn minnezangen zong

en die, indien hij eerder gaat

dan jij, dat niet zal doen als fielt

of schoft omdat hij jou verlaat

.

maar slechts uit hoffelijkheid

in de hoedanigheid van vazal

die de route vast voor je verkent

en er zeker van wil zijn dat hij-

eens de stonde aan zal breken

,

dat ook jij ter sterre varen zal-

met een zwier daarboven

als eerste de deur voor

jou persoonlijk openen zal

op die finale drempel

.

tussen aarde en heelal

.

gedichten-die-vrouwen-aan-het-huilen-maken-isa-hoes-boek-cover-9789044629538